ECLI:NL:RBDHA:2024:3722

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL23.28921
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag mvv-nareis asiel op basis van identiteit en familierechtelijke relatie met referent

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Afghaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een mvv-nareis asiel. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de identiteit van eiseres en haar familierechtelijke relatie met haar broer, referent, niet aannemelijk waren gemaakt. Eiseres had een aanvraag ingediend om bij referent te verblijven, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waaronder de afwijzing van de aanvraag op basis van een DNA-onderzoek dat aantoonde dat eiseres geen biologisch kind is van de moeder van referent. De rechtbank concludeert dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de identiteit en familierechtelijke relatie niet aannemelijk zijn gemaakt, en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiseres uitvalt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28921

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot verlening van een mvv [1] nareis asiel.
1.1.
Bij besluit van 8 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag [2] afgewezen.
1.2.
Bij besluit van 18 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft hier beroep tegen ingesteld.
1.4.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
2. De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
3. Eiseres heeft de Afghaanse nationaliteit. Zij stelt de zus te zijn van [referent] (referent), die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft een aanvraag gedaan om bij hem te verblijven in het kader van nareis. Om de familierechtelijke relatie tussen eiseres, referent en [naam] (de moeder van referent) vast te stellen, heeft verweerder een DNA-onderzoek laten verrichten. Met dit DNA-onderzoek [3] is vastgesteld dat eiseres geen biologisch kind is van de moeder van referent en dat zij dus niet het zusje van referent is.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat de identiteit van eiseres en haar familierechtelijke relatie met referent niet aannemelijk zijn gemaakt en zij daarom niet voldoet aan de voorwaarden voor nareis. [4] Ook is het niet mogelijk gebleken de identiteit en de familierechtelijke relatie nader te onderzoeken, nu eiseres niet beschikbaar is voor een interview. Verweerder heeft niet aangenomen dat er sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, [5] omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van hechte persoonlijke banden tussen haar en referent. Verweerder heeft de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM gemaakt en deze is in het nadeel van eiseres uitgevallen.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres is het niet eens met bestreden besluit. Dat er geen documenten kunnen worden overgelegd waaruit haar identiteit en die van haar biologische ouders blijkt, komt omdat er geen documenten zijn. Referent en zijn moeder hebben tijdens de hoorzitting in bezwaar uitgebreide verklaringen afgelegd over de familieband tussen haar en referent. Eiseres verdient daarom het voordeel van de twijfel. Verder kon eiseres niet gehoord worden omdat zij niet kon uitreizen naar Pakistan. Volgens eiseres had verweerder onderzoek moeten laten verrichten door een NGO in Afghanistan. Verder miskent verweerder dat eiseres als vrouw slecht wordt behandeld door het Talibanregime. Tot slot had de belangenafweging in het voordeel van eiseres moeten uitvallen. Verweerder heeft te veel gewicht toegekend aan het economisch belang en de belangen van het kind onvoldoende betrokken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Identiteit en familierechtelijke relatie
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de identiteit en familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet aannemelijk is gemaakt.
6.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres bij haar aanvraag een kopie van haar paspoort en taskera heeft overgelegd, om haar identiteit aannemelijk mee te maken. Omdat op de taskera alleen de naam van haar vader staat vermeld, heeft verweerder DNA-onderzoek aangeboden om haar familierechtelijke relatie met referent aan te tonen. In reactie op de uitslag van het DNA-onderzoek heeft referent verweerder laten weten dat hij niet wist dat zijn zus niet zijn biologische zus was. Uit navraag bij zijn moeder is gebleken dat zij altijd geheim heeft gehouden dat zijn pleegzus als baby bij hen in het gezin is gekomen, nadat haar ouders bij een auto-ongeluk om het leven zijn gekomen. Verweerder heeft referent en zijn moeder vervolgens in bezwaar gehoord op 3 februari 2023. Naar aanleiding van hun verklaringen tijdens deze hoorzitting heeft verweerder eiseres het voordeel van de twijfel gegeven, nader onderzoek opgestart en eiseres uitgenodigd voor een interview om meer informatie te krijgen over haar identiteit, familierechtelijke relatie en de feitelijke gezinsband met referent. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat een interview in Afghanistan niet tot de mogelijkheden behoort, bij gebrek aan een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging en omdat ook organisaties zoals het IOM [6] of UNHCR [7] verweerder momenteel niet kunnen faciliteren. Ook horen via Whatsapp is volgens verweerder niet mogelijk, omdat dan geen goede identiteitscontrole plaats kan vinden en de vertrouwelijkheid van het gesprek niet is gegarandeerd. Referent heeft daarom in eerste instantie op 13 april 2023 aangegeven dat eiseres binnen een termijn van drie maanden zou kunnen uitreizen naar Islamabad, Pakistan. Bij brief van 26 juli 2023 heeft referent laten weten dat eiseres niet kan uitreizen, omdat zij geen mannelijk familielid heeft die haar kan begeleiden. Omdat referent niet heeft uitgelegd waarom er geen enkel mannelijk familielid beschikbaar is die eiseres kan begeleiden en ook niet heeft aangegeven wanneer dit wel mogelijk is of wat er geprobeerd is om een oplossing te zoeken om eiseres naar Islamabad te kunnen laten reizen, heeft verweerder geen aanleiding gezien de beslissing op bezwaar nog langer aan te houden.
6.2
Verweerder heeft eiseres tegen kunnen werpen dat zij zich na de negatieve uitslag van het DNA-onderzoek niet tot het uiterste heeft ingespannen om aanvullend bewijs te krijgen over haar identiteit, haar familierechtelijke relatie met referent en het feitelijke gezinsleven tussen haar en referent. Hierbij heeft verweerder erop mogen wijzen dat de moeder van referent na de dood van haar man met haar kinderen bij haar broer, die in hetzelfde dorp woonde, is ingetrokken en dat eiseres daar nu ook nog verblijft, zodat niet valt in te zien dat hij of andere familieleden niet meer informatie kunnen geven over de ouders van eiseres, die ook in dat kleine dorp zouden hebben gewoond. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden is ook de rechtbank niet gebleken wat voor pogingen zijn gedaan om te achterhalen hoe de biologische ouders van eiseres heten, waar hun familieleden zijn en hoe eiseres in het gezin van referent terecht is gekomen.
6.3
Dat er wel overtuigend en gedetailleerd is verklaard over eiseres, haar biologische ouders en hoe zij bij referent in het gezin is gekomen, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft deze verklaringen onvoldoende kunnen vinden. Zo heeft de moeder van referent niet kunnen vertellen wat de namen zijn van de biologische ouders van eiseres en waar zij zijn omgekomen en begraven, terwijl zij ook heeft verklaard dat zij allemaal in hetzelfde kleine dorp woonden. Ook weet de moeder van referent niet of er na het ongeluk nog gezocht is naar andere familieleden van eiseres. Verweerder heeft er in dit verband op kunnen wijzen dat uit landeninformatie [8] blijkt dat de rol van de familie groot is in Afghanistan en dat een kind voor wie de ouders niet kunnen zorgen in beginsel wordt opgevangen door familieleden, zodat niet valt in te zien waarom er binnen de ‘extended family’ van eiseres geen familielid is gevonden die voor haar had kunnen zorgen. Dat een nader onderzoek niet nodig is en dat aan eiseres het voordeel van de twijfel gegeven had moeten worden, heeft verweerder daarom niet hoeven volgen.
6.4
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder de enkele stelling dat eiseres niet gehoord kon worden, omdat zij Afghanistan niet uit kon reizen, ook onvoldoende heeft kunnen vinden. Deze stelling is namelijk op geen enkele wijze toegelicht. Het beroep op het arrest van het HvJ EU van 18 april 2023 [9] slaagt ook niet. In dit arrest heeft het Hof overwogen dat artikel 5, eerste lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn [10] , gelezen in samenhang met artikel 7 en artikel 24, leden 2 en 3, van het Handvest [11] aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die voor de indiening van een verzoek om toegang en verblijf in het kader van gezinshereniging vereist dat de gezinsleden van de gezinshereniger, in het bijzonder van een erkende vluchteling, zich persoonlijk begeven naar de diplomatieke of consulaire post van een lidstaat die bevoegd is voor hun woonplaats of hun verblijfplaats in het buitenland, ook in een situatie waarin het voor hen onmogelijk of buitengewoon moeilijk is om zich naar die post te begeven, onverminderd de mogelijkheid voor die lidstaat om te vereisen dat die gezinsleden in een later stadium van de procedure betreffende het verzoek om gezinshereniging in persoon verschijnen. De rechtbank overweegt dat het hier niet gaat om de indiening van het verzoek, maar om een interview om de identiteit, familierechtelijke relatie en feitelijke gezinsband vast te stellen. De lidstaten mogen blijkens dit arrest nog altijd verlangen dat de gezinsleden van de gezinshereniger in persoon verschijnen om hun identiteit en de gezinsband te verifiëren, al moeten zij dit wel vergemakkelijken door de mogelijkheid te bieden dit aan het einde van de procedure te doen. [12] Verweerder naar het oordeel van de rechtbank in lijn met dit arrest gehandeld door eerst DNA-onderzoek te laten verrichten, om documenten te verzoeken en referent en zijn moeder te horen. Gelet op de uitkomsten van dit (voor)onderzoek heeft verweerder een persoonlijk interview noodzakelijk mogen achten. Nu eiseres op geen enkele wijze heeft onderbouwd waarom haar oom of een ander mannelijk gezinslid niet met haar mee zou kunnen reizen, heeft verweerder de beslissing ook niet aan hoeven houden. De stelling van eiseres, dat verweerder ten onrechte geen NGO’s in Afghanistan onderzoek heeft laten verrichten, volgt de rechtbank niet. Verweerder was hiertoe niet gehouden en heeft overigens ook gemotiveerd dat internationale organisaties hem hierbij momenteel niet kunnen faciliteren.
6.5
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres nog betoogd dat de familieband wel is aangetoond, nu aan eiseres een taskera is verstrekt en de Afghaanse autoriteiten dus wel aannemen dat er sprake is van een familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent. In de taskera en het paspoort staat namelijk wie eiseres is volgens de Afghaanse autoriteiten. De rechtbank volgt dit standpunt van eiseres niet, nu verweerder er in het bestreden besluit al op heeft gewezen dat niet is gebleken dat de gegevens die in de taskera en op het paspoort vermeld staan, kloppen. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit standpunt heeft kunnen innemen. Dat eiseres zich kan identificeren voor de Afghaanse autoriteiten maakt niet dat haar identiteit hiermee vaststaat.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de belangen van eiseres in het kader van artikel 8 van het EVRM kenbaar afgewogen tegen het economisch belang van de Nederlandse staat en voldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt. Het gevolg is dat verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Dit betekent ook dat verweerder geen positieve verplichting heeft om eisers verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM toe te staan. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
7.1.
Nu eiseres en referent geen biologische band hebben, moet volgens vaste jurisprudentie sprake zijn van hechte persoonlijke banden om gezinsleven tussen hen aan te nemen. Gelet op wat hiervoor is overwogen over het onderzoek naar de gezinsband tussen eiseres en referent, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en referent sprake is van hechte persoonlijke banden. Vervolgens heeft verweerder eveneens in lijn met vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [13] alsnog een belangenafweging verricht.
7.2.
In die belangenafweging heeft verweerder in het voordeel van eiseres meegewogen dat er sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Afghanistan uit te oefenen, nu aan referent een verblijfsvergunning asiel is verleend. Dat eiseres een paspoort heeft overgelegd dat is verstrekt op basis van onjuiste informatie heeft verweerder in geringe mate in het voordeel van eiseres meegewogen. Ook heeft verweerder in het voordeel van eiseres meegewogen dat niet is gebleken van antecedenten. Anders dan eiseres stelt heeft verweerder het belang van het kind wel degelijk betrokken. Verweerder heeft dit echter slechts in geringe mate in haar voordeel meegewogen. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat de moeder van referent weliswaar tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat zij als een moeder voor eiseres heeft gezorgd, maar dat een interview om de gestelde gezinsband nader te onderzoeken noodzakelijk is geacht. Ook heeft verweerder van belang kunnen achten dat eiseres sinds november 2008 en tot op heden bij de broer van de moeder van referent heeft gewoond en dat hoewel de moeder van referent tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat dit verblijf voor eiseres moeilijk is omdat zij door de Taliban niet naar buiten kan en zij haar pleegmoeder mist, zijn er volgens verweerder geen aanwijzingen dat zij door deze oom slecht wordt behandeld.
7.3.
Verweerder heeft in het nadeel van eiseres kunnen meewegen dat zij het familie- of gezinsleven met referent niet aannemelijk heeft gemaakt. Ook heeft verweerder in het nadeel mogen betrekken dat eiseres in Nederland nooit een verblijfsvergunning heeft gehad en dat bij een eerste toelating het belang van de overheid meestal zwaarder weegt. Verweerder heeft verder mee kunnen wegen dat eiseres nooit in Nederland heeft verbleven en dus sterkere banden heeft met Afghanistan. Eiseres heeft daar heel haar leven gewoond en kent de taal en gebruiken. Daarbij heeft verweerder het restrictieve toelatingsbeleid in het nadeel van eiseres kunnen wegen, net als het feit dat eiseres in Nederland waarschijnlijk een beroep zal doen op door de Nederlandse overheid betaalde voorzieningen zoals uitkeringen en gezondheidszorg. Dat referent een deels een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet en dat ook de moeder van referent een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt, heeft verweerder in het nadeel van eiseres kunnen meewegen. Volgens vaste rechtspraak blijkt dat het economisch belang van de staat in de belangenafweging mag worden betrokken. De stelling van eiseres dat er teveel gewicht is toegekend aan het economisch belang volgt de rechtbank niet. Ook heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat, voor zover er een beroep wordt gedaan op de situatie voor vrouwen in Afghanistan onder het Talibanregime, aan asiel gerelateerde aspecten in het kader van deze belangenafweging een beperkt gewicht toekomt, waarbij verweerder erop heeft kunnen wijzen dat eiseres sinds november 2008 in het gezin van de moeder van referent verblijft.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden afgewezen. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Machtiging tot voorlopig verblijf.
3.Rapport ouderschapsonderzoek van 10 september 2021.
4.Verweerder heeft hierbij de integrale beoordeling verricht, beschreven in Werkinstructie 2022/7.
5.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
6.International Organization for Migration.
7.United Nations High Commissioner for Refugees.
8.EUAA (januari 2018) COI Report Afghanistan Networks, p. 11 e.v.
9.Arrest in de zaak X e.a. tegen Belgische Staat, C-1/23 PPU, ECLI:EU:C:2023:296.
10.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
11.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
12.Zie r.o. 58 en 59 van het arrest.
13.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.