ECLI:NL:RBDHA:2024:3709
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van medische situatie en beoordeling van voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek, alsook het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, geboren in 1991 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend op basis van zijn medische situatie. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de zaak op 23 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten op basis van een eerder BMA-advies van 17 februari 2022, waaruit blijkt dat er geen acute medische noodsituatie is. Eiser had geen nieuwe toestemmingsverklaring overgelegd, wat noodzakelijk was voor het aanvragen van een nieuw BMA-advies. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep.
De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.