ECLI:NL:RBDHA:2024:3612
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser, ingediend op 27 september 2023, niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 27 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank baseert haar oordeel op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat de autoriteiten van een andere EU-lidstaat, in dit geval Polen, de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen in overeenstemming met de Europese asielrichtlijnen. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Polen is ontslagen vanwege zijn seksuele geaardheid en dat hij daar niet veilig is, maar de rechtbank oordeelt dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Polen niet aan zijn verplichtingen voldoet.
De rechtbank wijst erop dat eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank bevestigen dat Polen in het algemeen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan voldoen. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn situatie anders is dan die van andere asielzoekers. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en dat er geen reden is om de zaak aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af.