ECLI:NL:RBDHA:2024:3592
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. de Vries, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het beroep betreft de niet tijdige beslissing van verweerder op de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ingediend op 30 juni 2022. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat hij van mening was dat Italië verantwoordelijk was voor de asielaanvraag. De Italiaanse autoriteit heeft op 28 oktober 2022 ingestemd met de Dublinclaim, maar verweerder heeft eiseres niet tijdig kunnen overdragen aan Italië, waardoor hij op 29 april 2023 verantwoordelijk werd voor de aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het beslissen op de aanvraag op die datum is aangevangen en dat verweerder in beginsel binnen zes maanden een besluit moet nemen.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten. Eiseres heeft een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank oordeelt dat deze prematuur was, omdat de beslistermijn was verlengd met negen maanden op basis van WBV 2023/3. Hierdoor was de termijn voor het beslissen op de aanvraag nog niet verstreken op het moment van de ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 13 maart 2024 openbaar gemaakt.