In deze zaak hebben eisers op 9 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij referente [naam 7] te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op deze aanvraag niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 22 september 2023. Na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn hebben eisers op 20 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris geen verweerschrift heeft ingediend en dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen, maar gezien de omstandigheden en de achterstanden bij de staatssecretaris, is de termijn verlengd naar acht weken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50, die de staatssecretaris moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.