Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
,ingaande op 13 maart 2024, die inhoudt:
uiterlijk op 13 april 2024een akte
Rechtbank Den Haag
Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van verzoekster, een modebedrijf dat kinderkleding ontwerpt en verkoopt. Verzoekster heeft op 20 februari 2024 een verklaring gedeponeerd en gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement. Op 23 februari 2024 heeft zij een verzoekschrift ingediend voor het afkondigen van een afkoelingsperiode ex artikel 376 Faillissementswet (Fw). Tijdens de zitting op 4 maart 2024 is het verzoek toegelicht door de advocaat van verzoekster, mr. J.J.F. van de Voort, en de (indirect) bestuurder van verzoekster. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in financiële problemen verkeert door de coronapandemie, de oorlog in Oekraïne en stijgende kosten, wat heeft geleid tot een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekster heeft aangegeven dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om een akkoord met haar schuldeisers voor te bereiden en dat zij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden.
De rechtbank heeft de noodzaak van de afkoelingsperiode erkend, gezien de dreiging van executiemaatregelen door schuldeisers, waaronder een voormalig handelsagent en een verhuurder. De rechtbank heeft echter besloten de afkoelingsperiode te beperken tot twee maanden in plaats van de gevraagde vier maanden, omdat verzoekster niet in staat was om de contouren van het aan te bieden akkoord te schetsen. De rechtbank heeft bepaald dat verzoekster de rechtbank uiterlijk op 13 april 2024 moet informeren over de voortgang van de akkoordprocedure. De beschikking is openbaar uitgesproken op 13 maart 2024.