ECLI:NL:RBDHA:2024:357
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Colombiaanse homoseksueel afgewezen door staatssecretaris, rechtbank oordeelt dat afwijzing onvoldoende gemotiveerd is
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Colombiaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die homoseksueel is, heeft op 7 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 6 september 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 15 november 2023 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag onvoldoende heeft gemotiveerd. Eiser heeft zijn homoseksualiteit en bedreigingen door de Farc als redenen voor zijn asielaanvraag opgegeven. De staatssecretaris achtte de bedreigingen ongeloofwaardig, onder andere vanwege inconsistenties in eisers verklaringen en het feit dat hij na de moord op een vriend in 2020 terugkeerde naar zijn woonomgeving. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de diffuse veiligheidssituatie in Colombia, vooral in het gebied waar eiser vandaan komt, en de positie van homoseksuelen daar.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij de eerdere motivering niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 875,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van de specifieke omstandigheden in het land van herkomst van de aanvrager.