In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een musicus en het college van burgemeester en wethouders van Katwijk. De eiser had een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet en een Tozo-uitkering, maar deze aanvragen werden door verweerder afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser ten onrechte een Tozo-uitkering heeft ontvangen over de periode van 1 maart 2020 tot 1 oktober 2021, omdat hij niet voldeed aan het urencriterium van 1.225 uur per jaar dat vereist is om als zelfstandige te worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering van de teveel verstrekte Tozo-uitkering van netto € 20.252,20 terecht was, omdat eiser niet als ondernemer werd beschouwd voor de inkomstenbelasting en daarom niet in aanmerking kwam voor de Tozo-regeling. Eiser had zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bindende toezeggingen waren gedaan door de overheid die eiser in zijn vertrouwen konden steunen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de terugvordering van de Tozo-uitkering.