Op 23 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoeker en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker, die op 1 mei 2023 een asielaanvraag indiende met de geboortedatum 1 januari 2007, heeft bezwaar gemaakt tegen de aanpassing van zijn geboortedatum door verweerder naar 1 januari 2004. Verweerder verklaarde het bezwaar kennelijk niet ontvankelijk, omdat de aanpassing van de leeftijd niet als een besluit werd beschouwd waartegen bezwaar gemaakt kon worden. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat hij op 19 januari 2024 zou worden overgeplaatst naar reguliere opvang.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang aanwezig werd geacht. De overplaatsing naar reguliere opvang, hoewel minder wenselijk, zou niet leiden tot onomkeerbare gevolgen voor verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was en dat de inhoudelijke discussie over de rechtmatigheid van het besluit in de beroepsprocedure diende plaats te vinden. De uitspraak benadrukt dat de voorzieningenrechter alleen in geval van onverwijlde spoed kan ingrijpen en dat de belangenafweging in dit geval niet in het voordeel van verzoeker uitviel.