ECLI:NL:RBDHA:2024:34
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens woningonttrekking zonder vergunning met matiging op basis van financiële draagkracht
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de boete die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag aan hem is opgelegd voor het onttrekken van woonruimte zonder de benodigde vergunning. De boete van € 10.000,- werd opgelegd na een controle door de Haagse Pandbrigade op 25 januari 2022, waaruit bleek dat een slaapkamer van de woning van eiser werd gebruikt voor het kweken van hennep. Eiser betwistte de woningonttrekking, stellende dat het kweken niet bedrijfsmatig was en dat hij slechts een gedeelte van de kamer gebruikte. Hij voerde aan dat de boete onevenredig was gezien zijn geringe financiële draagkracht en de gevolgen van de hennepkweek, waaronder dakloosheid.
De rechtbank oordeelde dat eiser in strijd had gehandeld met de Huisvestingswet 2014 en dat het college bevoegd was om een boete op te leggen. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat er sprake was van bedrijfsmatige exploitatie van woonruimte, maar erkende ook de bijzondere omstandigheden van eiser. Gezien zijn financiële situatie, die geen voordeel uit de hennepkwekerij aantoonde, besloot de rechtbank de boete te matigen tot € 5.000,-. De rechtbank vernietigde het eerdere besluit van het college en bepaalde dat eiser recht had op vergoeding van griffierecht en proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige benadering bij het opleggen van bestuurlijke boetes, vooral wanneer de financiële draagkracht van de betrokkene in het geding is. De rechtbank concludeert dat de boete, hoewel rechtmatig opgelegd, in dit geval te hoog was en past deze aan.