Uitspraak
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Inleiding
4 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Diallo als tolk en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
“The law provides for a judicial procedure in civil matters, including lawsuits seeking damages for human rights abuses” [6] . De rechtbank vindt dit een onvoldoende onderbouwing om te concluderen dat het in het algemeen mogelijk is om aangifte te doen of bescherming te krijgen in Guinee, nu deze passage ziet op de mogelijkheid om een juridische procedure in burgerlijke zaken te starten. Hieruit valt niet af te leiden in hoeverre in Guinee sprake is van een voldoende doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die ernstige schade vormen en in hoeverre eiser daartoe toegang heeft. [7] Dit klemt temeer nu uit de algemene bronnen waarop eiser heeft gewezen volgt dat in ieder geval tot en met 2018 de politiediensten worden omschreven als ondoeltreffend, slecht betaald en onvoldoende uitgerust, en dat weinig slachtoffers aangifte deden van misdrijven omdat de politie in het algemeen als corrupt, ondoeltreffend en gevaarlijk werd beschouwd. Het rapport waar verweerder op wijst vermeldt verder dat het rechtssysteem onderhevig is aan politieke invloed en corruptie en dat verouderde en beperkende wetten, een tekort aan gekwalificeerde advocaten en magistraten, nepotisme en etnische vooroordelen de doeltreffendheid van de rechterlijke macht beperkten. In het bestreden besluit heeft verweerder zich naar aanleiding van deze informatie op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bij voorbaat zinloos of zelfs gevaarlijk is om aangifte te doen. Zoals echter uit het beleid van verweerder volgt, komt deze vraag pas aan de orde als verweerder zelf voldoende heeft onderzocht of bescherming in zijn algemeenheid mogelijk is. Daarvan blijkt echter niet in het bestreden besluit.
Conclusie en gevolgen
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan de gemachtigde van eiser.
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan de gemachtigde van eiser.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.