Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 7 december 2023, waarin haar beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposante had op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en stelde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke op 19 juli 2023. De staatssecretaris verklaarde het beroep van opposante op 3 augustus 2023 niet-ontvankelijk, omdat de termijn voor het indienen van beroep nog niet was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van beroep pas aanvangt na ontvangst van de ingebrekestelling door de staatssecretaris, wat in dit geval op 26 juli 2023 was. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, omdat de eerdere uitspraak niet correct was, en heeft de procedure hervat. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een beslissing te nemen op de aanvraag van opposante. Tevens zijn de proceskosten van opposante vastgesteld op € 437,50, die de staatssecretaris moet vergoeden.