ECLI:NL:RBDHA:2024:3314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AWB 23-8623 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

Op 13 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 7 december 2023, waarin haar beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De opposante had op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en stelde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke op 19 juli 2023. De staatssecretaris verklaarde het beroep van opposante op 3 augustus 2023 niet-ontvankelijk, omdat de termijn voor het indienen van beroep nog niet was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van beroep pas aanvangt na ontvangst van de ingebrekestelling door de staatssecretaris, wat in dit geval op 26 juli 2023 was. De rechtbank heeft het verzet gegrond verklaard, omdat de eerdere uitspraak niet correct was, en heeft de procedure hervat. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een beslissing te nemen op de aanvraag van opposante. Tevens zijn de proceskosten van opposante vastgesteld op € 437,50, die de staatssecretaris moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8623 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 maart 2024 op het verzet van

[naam], te Groningen, opposante [1]
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. mr. M.A. Krikke),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 7 december 2023 in het geding tussen
opposante
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris),

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak van de rechtbank van 7 december 2023 waarin de rechtbank het beroep van opposante niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Partijen zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 7 december 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep van opposante
4. Het beroep van opposante ging over het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 12 januari 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Opposante heeft bij brief gedateerd 19 juli 2023 de staatssecretaris in gebreke gesteld en vervolgens op 3 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
4.1.
De staatssecretaris heeft in het verweerschrift van 17 augustus 2023 aangegeven dat het beroep van 3 augustus 2023 niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Op het moment van het instellen van beroep op 3 augustus 2023 waren nog geen 14 dagen verstreken na de dag waarop de staatssecretaris in gebreke was gesteld. Hierbij heeft de staatssecretaris aangegeven dat de ingebrekestelling op 26 juli 2023 is ontvangen zodat hij nog tot en met 9 augustus 2023 de tijd had om alsnog op de asielaanvraag van opposante te beslissen.
De uitspraak van 7 december 2023
5. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn van twee weken als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aanvangt één dag na ontvangst van de ingebrekestelling. De staatssecretaris heeft de ontvangst van de ingebrekestelling bij brief van 27 juli 2023 bevestigd. De beslistermijn is daarom verstreken op 10 augustus 2023.
Het verzet van 11 december 2023
6. In verzet heeft opposante aangegeven dat de termijn voor het instellen van beroep, twee weken na het versturen van de ingebrekestelling (artikel 6:12, lid 1, sub b van de Awb) aanvangt. Volgens de Circulaire wet dwangsom en beroep bij niet-tijdig beslissen, paragraaf 6.2:"Twee weken nadat het bestuursorgaan een ingebrekestelling heeft ontvangen, gaat de dwangsom automatisch lopen. Twee weken nadat de aanvrager een ingebrekestelling heeft verzonden, kan hij een beroepschrift tegen niet tijdig beslissen bij de rechtbank indienen." Opposante verzoekt de rechtbank het verzet gegrond te verklaren, het beroep ontvankelijk te verklaren en de staatssecretaris op te dragen binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak een beslissing op de aanvraag te nemen.

Conclusie en gevolgen

7. Vastgesteld kan worden dat opposante bij brief gedateerd 19 juli 2023 de staatssecretaris in gebreke heeft gesteld. Uit artikel 6:12, tweede lid, van de Awb volgt dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. Hieruit is duidelijk dat de datum van verzending van de ingebrekestelling bepalend is voor de mogelijkheid beroep tegen het niet tijdig beslissen in te stellen. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. In het kader van de behandeling van het beroep zal opposante de gelegenheid krijgen de datum aannemelijk te maken waarop de op 19 juli 2023 gedateerde ingebrekestelling is verzonden.
8. De rechtbank veroordeelt geopposeerde in de door opposante gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (0,5 punt voor het indienen van het verzetschrift met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt geopposeerde in de proceskosten van opposante tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.