ECLI:NL:RBDHA:2024:3268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
23/6397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing urgentieverklaring wegens niet voldoen aan weigeringsgronden en toepassing hardheidsclausule

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring. Eiseres heeft deze urgentieverklaring aangevraagd vanwege verschillende medische klachten die volgens haar worden verergerd door haar huidige woning. De aanvraag is door verweerder afgewezen op basis van verschillende weigeringsgronden, waaronder het ontbreken van een urgent huisvestingsprobleem en het feit dat eiseres niet adequaat heeft gereageerd op het beschikbare woningaanbod. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelt dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank benadrukt dat de urgentieverklaring een uiterste middel is en dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor het actief reageren op woningaanbod. Daarnaast is de rechtbank van mening dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet voldoende zijn om de hardheidsclausule toe te passen, omdat niet is aangetoond dat haar klachten in belangrijke mate door de woonsituatie worden veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de urgentieverklaring terecht is en dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6397

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. R. Verspaandonk)
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder (gemachtigde: mr. V.C.T. Verkroost).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 16 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 september 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Het beroep is met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) versneld behandeld.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank heeft op 29 februari 2024, na het sluiten van het onderzoek ter zitting, een e-mail van eiseres ontvangen. De rechtbank ziet in het emailbericht geen aanleiding tot heropening van het onderzoek. Het stuk wordt daarom buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van het geschil. Wel voegt de rechtbank het stuk toe aan het dossier en is het in kopie naar verweerder verstuurd.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres heeft een urgentieverklaring aangevraagd, omdat zij gezondheidsklachten heeft en haar huidige woning de klachten verergert. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat verschillende algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. Zo is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem, had eiseres de problemen redelijkerwijs kunnen voorkomen en worden de problemen niet of in onvoldoende mate opgelost door verhuizing naar een andere zelfstandige woonruimte. Eiseres heeft daarnaast nagelaten om in de drie maanden voorafgaand aan haar aanvraag aantoonbaar te reageren op het beschikbare woningaanbod. [1] Tot slot ziet verweerder geen aanleiding om de hardheidsclausule toe te passen. Verweerder neemt hierbij in aanmerking dat eiseres zelf de huidige woning heeft geaccepteerd en niet alles heeft geprobeerd om een andere woning te zoeken.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Verweerder is bij beoordeling van de aanvraag eiseres haar medische situatie uit het oog verloren en hij heeft de woonsituatie ten onrechte niet aangemerkt als urgent huisvestingsprobleem. Eiseres meent dat haar gezondheidsklachten worden versterkt door de aard en locatie van de huidige woning én door de gebreken aan het huis. Verder voelt zij zich uiterst onveilig. Eiseres stelt dat haar niet kan worden verweten dat zij de huidige woning destijds zelf heeft geaccepteerd. Eerder waren er volgens haar nog geen gebreken zichtbaar en bovendien had zij ervan uit mogen gaan dat de woning geen gebreken kent. Eiseres weerspreekt dat zij de keuze had tussen een kleine en grootschalige renovatie door de woningcorporatie. De inmiddels uitgevoerde reparaties hebben bovendien niet geleid tot verbeteringen. Eiseres is allergisch voor houten vloeren, de woning is gehorig en, omdat de ramen niet open kunnen, benauwd. Er is sprake van achterstallig onderhoud, vocht en schimmelvorming in de woning. Verder kan haar niet worden verweten dat zij niet heeft gereageerd op het beschikbare woningaanbod. Er werden namelijk geen passende woningen aangeboden. De woningen die werden aangeboden zaten te ver van faciliteiten die zij nodig heeft en hadden vaak maar één slaapkamer. Haar zoon woont op dit moment niet bij haar in, maar omdat eiseres wel het gezag heeft, wil zij te allen tijde een slaapkamer voor hem beschikbaar hebben. Verweerder heeft het besluit volgens eiseres niet deugdelijk gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen?
5. De rechtbank begrijpt dat de situatie waarin eiseres zich bevindt moeilijk voor haar is en dat zij graag zo snel mogelijk wil beschikken over een andere woning. Dat eiseres zich in een moeilijke situatie bevindt, betekent alleen niet dat verweerder een onjuist of onrechtmatig besluit heeft genomen.
5.1.
Om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring moet aan alle daarvoor geldende voorwaarden uit de Huisvestingsverordening Den Haag 2023 worden voldaan. Eerst moet worden nagegaan of geen sprake is van zogenoemde algemene weigeringsgronden. Deze algemene weigeringsgronden staan in artikel 4:5 van de Huisvestingsverordening. Als sprake is van één of meer algemene weigeringsgronden dan komt de aanvrager niet in aanmerking voor een urgentieverklaring. De aanvraag wordt dan afgewezen en er wordt niet meer getoetst aan de urgentiecriteria van artikel 4:7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening.
5.2.
Bij het nemen van een beslissing over een urgentieverklaring heeft verweerder beoordelings- en beleidsruimte. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. Dit betekent dat de rechtbank niet beoordeelt of zij hetzelfde besluit zou nemen. De rechtbank moet zich beperken tot de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen geen urgentieverklaring aan eiseres te verlenen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat het strikte beleid van verweerder met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [2]
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de urgentieaanvraag van eiseres in redelijkheid heeft mogen afwijzen en het besluit deugdelijk heeft gemotiveerd. Verweerder heeft eiseres terecht tegengeworpen dat zij voorafgaand aan de aanvraag te weinig heeft gereageerd op het woningaanbod. Zoals is uitgelegd in de toelichting bij de beleidsregel, is de urgentieverklaring een uiterste, laatste redmiddel. Hierbij heeft de gemeenteraad het van groot belang geacht dat een woningzoekende eerst zelf gedurende drie maanden actief alle mogelijkheden benut om het huisvestingprobleem op te lossen. Verweerder mag van eiseres verwachten dat zij op alle passende woningen reageert. Verweerder heeft gewezen op vijf verschillende (beneden)woningen, waarvan één op 3 kilometer afstand van de huidige woning. Eiseres heeft op geen van deze woningen gereageerd. Eiseres stelt dat zij geen grote afstanden kan fietsen en dat zij graag een tweede slaapkamer wenst, omdat haar zoon in de toekomst mogelijk weer bij haar komt wonen. Hoewel de rechtbank deze woonwensen van eiseres begrijpt, is een urgentieverklaring daar niet voor bedoeld.
5.4.
Ter zitting heeft eiseres nog toegelicht dat voor haar niet duidelijk was dat van haar werd verwacht dat zij op woningen reageert, ook als de aangeboden woningen – volgens haar – niet passend zijn. De kans dat zij daadwerkelijk in aanmerking zou komen voor één van de woningen is gelet op haar inschrijvingsduur bovendien klein, aldus eiseres. Dit ontslaat haar echter niet van de verantwoordelijkheid om op het beschikbare woningaanbod te reageren en actief alle mogelijkheden te benutten om haar huisvestingsprobleem op te lossen.
5.5.
Eén algemene weigeringsgrond is al voldoende om de urgentieverklaring te kunnen weigeren. De andere algemene weigeringsgronden hoeven daarom niet te worden besproken. Omdat een algemene weigeringsgrond van toepassing is, hoefde verweerder niet te beoordelen of een urgentieverklaring om sociale of medische redenen kon worden verleend.
Had verweerder de hardheidsclausule moeten toepassen?
6. De persoonlijke omstandigheden van eiseres, waaronder haar psychische en lichamelijke klachten, dienen wel te worden beoordeeld in het kader van de hardheidsclausule van artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule met name is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen, gelet op het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden.
6.1.
Hoewel niet in geschil is dat eiseres verschillende medische klachten heeft en dat haar woonsituatie onwenselijk is, blijkt uit de overgelegde stukken niet zonder meer dat (al) de klachten van eiseres worden veroorzaakt dan wel verergeren door de woning. Zo geeft de medische informatie die eiseres heeft overgelegd van Parnassia weliswaar aan dat haar angst- en dwangklachten zijn verergerd sinds ze deze woning heeft, maar uit de verklaring blijkt niet op welke manier haar klachten en de gesignaleerde verergering daarvan in verband staan met de woning en of daarbij nog andere relevante omstandigheden een rol spelen. Evenmin volgt hieruit in hoeverre de woonsituatie in de weg staat aan haar behandeling. De verklaring geeft slechts aan dat de woonsituatie de behandeling moeilijk maakt, maar dit wordt verder niet toegelicht. Gelet hierop en nu daarnaast niet blijkt van een dreigende medische noodsituatie, hoefde verweerder geen medisch advies in te winnen over de situatie van eiseres om te kunnen beoordelen of die tot toepassing van de hardheidsclausule noopt. Hiervoor is pas aanleiding als eiseres erin slaagt een begin van bewijs te leveren dat haar klachten in belangrijke mate veroorzaakt of onderhouden worden door de woonsituatie en zo ernstig zijn dat sprake is van onevenredige hardheid als haar een urgentieverklaring wordt onthouden. Hiervoor is meer concrete informatie nodig van de behandelend sector. Verweerder heeft onder deze omstandigheden dan ook geen aanleiding hoeven zien om in het geval van eiseres de hardheidsclausule toe te passen. De situatie waarin eiseres zich bevindt, onderscheidt zich onvoldoende van die van anderen die zich in soortgelijke lastige omstandigheden bevinden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en zij geen urgentieverklaring krijgt. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 4:5, aanhef en onder b, c, g en m, van de Huisvestingsverordening Den Haag 2023, gelezen in samenhang met artikel 2.1.2, 2.1.3, 2.1.7 en 2.1.13 van de Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019.
2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:833.