ECLI:NL:RBDHA:2024:3260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 6 maart 2024 is gebleken dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. Verweerder heeft de rechtbank op 4 maart 2024 geïnformeerd over deze situatie en een screenshot van de COA-registratie overgelegd, waaruit blijkt dat eiser op 17 januari 2024 is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 5 maart 2024 verklaard dat hij op 12 februari 2024 voor het laatst contact heeft gehad met eiser en niet weet waar hij zich bevindt.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de vaste lijn van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gevolgd. Volgens deze jurisprudentie dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Aangezien niet is gebleken dat eiser nog contact heeft met zijn gemachtigde of dat deze op de hoogte is van eisers verblijfplaats, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3944
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.E. Thijssen).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich beiden laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Verweerder heeft de rechtbank op 4 maart 2024 bericht dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. Hij heeft ter onderbouwing een screenshot overgelegd van de COA-registratie waaruit blijkt dat eiser op 17 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken.
2. De gemachtigde van eiser heeft in antwoord op vragen van de rechtbank op 5 maart 2024 meegedeeld dat hij op 12 februari 2024 voor het laatst contact heeft gehad met eiser en dat hij niet weet waar eiser zich bevindt.
3. De rechtbank volgt de vaste lijn van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
4. Nu niet is gebleken dat eiser nog contact heeft met zijn gemachtigde, of dat de gemachtigde bekend is met eisers verblijfplaats in Nederland, oordeelt de rechtbank dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.