ECLI:NL:RBDHA:2024:323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL24.427
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in verband met zwangerschapscomplicaties en feitelijke uitzetting

Op 8 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een zwangere vrouw, hierna verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen haar feitelijke uitzetting naar Frankrijk. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 3 januari 2024 meegedeeld dat verzoekster op 9 januari 2024 zou worden overgedragen aan Frankrijk. Verzoekster stelde dat zij vanwege complicaties tijdens haar zwangerschap niet kon worden overgedragen. Ze overhandigde een verklaring van haar verloskundige waarin ernstige zwangerschapscomplicaties werden beschreven, waaronder achtergebleven groei van de foetus en een onregelmatige hartslag. Tevens had zij een medische controle-afspraak in het ziekenhuis op 8 januari 2024.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris extra zorgvuldig moest omgaan met beslissingen omtrent de uitzetting van zwangere vrouwen, vooral gezien de termijn van zes weken waarin zwangere vrouwen niet per vliegtuig mogen worden uitgezet. De rechter stelde vast dat de fit to fly-verklaring van 7 januari 2024 niet rekening had gehouden met de medische situatie van verzoekster, aangezien de arts geen toegang had gehad tot haar medisch dossier. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van verzoekster en haar ongeboren kind bij uitstel van de overdracht zwaarder woog dan het belang van de staatssecretaris bij de overdracht. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-.

De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier, en is openbaar gemaakt op 8 januari 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.427
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. L. Sinoo), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 3 januari 2024 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris aan verzoekster meegedeeld dat zij op 9 januari 2024 om 11:10 uur zal worden overgedragen aan Frankrijk.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verzoekster stelt dat zij vanwege complicaties tijdens de zwangerschap op dit moment niet kan worden overgedragen aan Frankrijk. Hiertoe heeft zij een verklaring van de verloskundige van 4 januari 2024 overgelegd, waarin is vermeld dat sprake is van achtergebleven groei van de foetus, een teveel aan vruchtwater en een onregelmatige hartslag van de foetus. Op 8 januari 2024 heeft verzoekster een medische controle-afspraak in het ziekenhuis. Verzoekster stelt verder dat niet is voorzien in een medische overdracht zodat zij het risico loopt om tijdens en na de overdracht in een medische noodsituatie te geraken.
3. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat, met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 14 december 2023, in rechte vast staat dat verzoekster mag worden overgedragen. Op 7 januari 2024 is verzoekster gezien door een arts, die vervolgens een fit to fly-verklaring heeft afgegeven. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag ervan worden uitgegaan dat
medische zorg in Frankrijk aanwezig is. Tijdens de vlucht zal verzoekster worden begeleid door medische escorts.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er sprake is van een gecompliceerde zwangerschap. Verder is niet in geschil dat verzoekster op 7 januari 2024 een fit to fly-keuring heeft gehad en dat zij op 8 januari 2024 een controle- afspraak heeft in het ziekenhuis. Hieruit leidt de voorzieningenrechter af dat bij de keuring op 7 januari 2024 geen rekening kon worden gehouden met de resultaten van de medische controle op 8 januari 2024, waarvan de uitkomst op dit moment nog onzeker is.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, in geval van een gecompliceerde zwangerschap, de staatssecretaris gehouden is om eventuele beslissingen omtrent uitzetting of overdracht van de aanstaande moeder extra zorgvuldig te behandelen. Dat geldt zeker in het geval -zoals hier aan de orde is- dat de termijn van zes weken, waarbinnen zwangere personen niet meer per vliegtuig mogen worden uitgezet, bijna is verstreken.
6. Uit de fit to fly-verklaring van 7 januari 2024 blijkt niet dat de gecompliceerde zwangerschap bij de beoordeling is betrokken; de betreffende arts heeft immers geen kennis genomen van het medisch dossier van verzoekster. Dat de staatssecretaris voornemens is om verzoekster tijdens de vlucht te laten begeleiden door een medisch escorte, maakt dit niet anders.
7. Dat de staatssecretaris het medisch dossier van verzoekster inmiddels wel heeft gedeeld met de Franse autoriteiten, zodat men in Frankrijk op de hoogte is van de medische situatie van verzoekster, geeft de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een ander oordeel, omdat dit geen betrekking heeft op de feitelijke uitzetting van verzoekster.
8. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat, bij de huidige stand van zaken, het belang van verzoekster en haar ongeboren kind bij uitstel van de overdracht aan Frankrijk, zwaarder dient te wegen dan het belang van de staatssecretaris bij de overdracht van verzoekster en dat het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen niet kan worden ontzegd. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
9. Gelet hierop veroordeelt de voorzieningenrechter de staatssecretaris in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt de staatssecretaris om verzoekster over te dragen totdat op het bezwaarschrift is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.