ECLI:NL:RBDHA:2024:3218

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
NL24.7023
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake uitzetting naar Marokko en voortduren van de maatregel van bewaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, is in bewaring gesteld op 30 december 2023. Hij heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 1 maart 2024 gesloten zonder zitting te houden.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 26 januari 2024. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in het vertrekproces, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om te concluderen dat verweerder niet voldoende voortvarend werkt. Eiser heeft niet meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit, wat de voortgang van de uitzetting bemoeilijkt.

De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank benadrukt dat verweerder de lp-aanvraag voor eiser met meer nadruk en regelmaat moet onder de aandacht van de Marokkaanse autoriteiten brengen, indien de bewaring voortgezet wordt. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7023

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 1 maart 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 januari 2024 [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 26 januari 2024.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan het vertrek van eiser. Zo zijn er slechts twee vertrekgesprekken gevoerd en heeft verweerder geen navraag gedaan bij de (naar de rechtbank begrijpt) Marokkaanse autoriteiten of de lp [2] -aanvraag nog steeds in behandeling is, sinds een eerdere maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd. Bovendien is er geen onderzoek gedaan naar de gestelde Algerijnse nationaliteit en zijn er geen belgegevens van eiser opgevraagd om vast te stellen naar welk land hij het meeste belt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 januari 2024 blijkt dat er aanknopingspunten zijn dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat verweerder zich daarom terecht richt op uitzetting naar Marokko. Eiser heeft zijn gestelde Algerijnse nationaliteit niet onderbouwd. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 1 februari 2024 blijkt bovendien dat eiser nog steeds niet wil mee wil werken aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. Verweerder hoefde daarom geen nader onderzoek te doen naar de gestelde Algerijnse nationaliteit, noch hoefde verweerder de belgegevens van eiser op te vragen, daargelaten de vraag of verweerder dat laatste überhaupt mag en welke conclusies uit die gegevens kunnen worden getrokken met betrekking tot eisers gestelde nationaliteit.
6. Uit het voortgangsrapport blijkt voorts dat er in de te beoordelen periode een vertrekgesprek met eiser is gevoerd. Er is daarom nu nog geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser, zoals hiervoor is overwogen, nog altijd niet meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. Wel stelt de rechtbank vast dat, volgens het voortgangsrapport, voor het laatst op 2 januari 2024 is gerappelleerd naar aanleiding van een lp-aanvraag die kennelijk al op 28 december 2018 naar de Marokkaanse autoriteiten is verzonden, zonder dat dit in een bevestiging van eisers nationaliteit of zelfs maar een presentatie in persoon van eiser heeft geresulteerd. Verweerder zal daarom, in het geval hij de bewaring van eiser wil blijven voortzetten, de lp-aanvraag ten behoeve van eiser met meer nadruk en regelmaat onder de aandacht van de Marokkaanse autoriteiten moeten gaan brengen.
7. Ook overigens is het de rechtbank niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Laissez-passer.