ECLI:NL:RBDHA:2024:3217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
F.09/23/109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de inbewaringstelling in faillissementszaak met onvoldoende medewerking van de gefailleerde

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van de gefailleerde, geboren in 1995, die in het faillissement onder toezicht staat van curator mr. J.A. Dullaart. De rechtbank heeft een verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling van de gefailleerde behandeld, ingediend door de curator op 1 maart 2024. De gefailleerde heeft niet voldaan aan zijn inlichtingen- en medewerkingsplicht, zoals vastgelegd in artikel 105 lid 1 van de Faillissementswet (Fw). De curator heeft aangegeven dat de gefailleerde in totaal circa € 3,7 miljoen heeft ontvangen, maar onvoldoende informatie heeft verstrekt over de besteding van deze bedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gefailleerde niet alleen een passieve, maar ook een actieve inlichtingenplicht heeft, wat betekent dat hij proactief informatie moet verstrekken aan de curator.

Tijdens de zitting op 7 maart 2024 is de gefailleerde gehoord, samen met zijn advocaat mr. W.J. Koops en de curator. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gefailleerde nog steeds niet voldoet aan zijn verplichtingen en dat er voldoende gronden zijn voor een verlenging van de inbewaringstelling. De rechtbank heeft de curator's verzoek toegewezen en de inbewaringstelling met maximaal dertig dagen verlengd, te beginnen op 14 maart 2024. De rechtbank heeft benadrukt dat de gefailleerde meer inlichtingen kan verschaffen dan hij tot nu toe heeft gedaan, ondanks zijn fysieke belemmeringen in de penitentiaire inrichting (PI). De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij de rechters en de griffier betrokken waren.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – meervoudige kamer
insolventienummer: C/09/23/109 F
uitspraakdatum : 12 maart 2024
In het faillissement van:
[gefailleerde] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KVK-nummer] ,
woonadres: [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gefailleerde (hierna: [gefailleerde] ),
heeft de curator, mr. J.A. Dullaart, op 1 maart 2024 verzocht de inbewaringstelling van [gefailleerde] te verlengen.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de hierna genoemde stukken:
  • de voordracht tot inbewaringstelling door de rechter-commissaris van 23 juni 2023;
  • de beschikking van de rechtbank van 23 juni 2023 waarin de inbewaringstelling wordt bevolen;
  • de nieuwe voordracht tot inbewaringstelling door de rechter-commissaris van 20 december 2023;
  • de nieuwe beschikking van de rechtbank van 20 december 2023 waarin de inbewaringstelling op andere gronden wordt bevolen;
  • het verzoekschrift ex artikel 88 van de Faillissementswet (Fw) van mr. R.A.R. Hoekman namens [gefailleerde] van 14 februari 2024 tot opheffing dan wel schorsing van de inbewaringstelling;
  • het advies van de rechter-commissaris van 22 februari 2024 over het 88 Fw-verzoek;
  • de beschikking van de rechtbank van 27 februari 2024 waarin het 88 Fw-verzoek wordt afgewezen;
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de curator van 1 maart 2024 tot verlenging van de inbewaringstelling;
  • het advies van de waarnemend rechter-commissaris van 6 maart 2024 over het verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling.
1.2.
Het bevel tot inbewaringstelling van 20 december 2023 is per 13 februari 2024 tenuitvoergelegd. Dit houdt in dat de termijn van 30 dagen van de inbewaringstelling op 13 maart 2024 afloopt.
1.3.
De behandeling van het verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
  • [gefailleerde] , voornoemd,
  • mr. W.J. Koops, advocaat van [gefailleerde] ,
  • mr. Dullaart, voornoemd, vergezeld van een stagiair.
1.4.
De rechtbank heeft meegedeeld dat vóór het aflopen van de termijn van de inbewaringstelling uitspraak wordt gedaan.

2.Standpunt van partijen

2.1.
De curator acht gronden aanwezig om de inbewaringstelling te verlengen, omdat [gefailleerde] – kort gezegd – niet of onvoldoende voldoet aan zijn inlichtingen- en medewerkingsplicht in het faillissement. [gefailleerde] heeft de beschikking gekregen over bedragen van in totaal circa
€ 3,7 miljoen. Hij heeft onvoldoende informatie verstrekt om na te kunnen gaan wat er met de verkregen bedragen is gebeurd. Slechts met betrekking tot een bedrag van in totaal ongeveer
€ 1 miljoen is dat het geval. Wat er met de rest van het geld is gebeurd, is onvoldoende duidelijk. Daar waar [gefailleerde] luxe goederen zoals voertuigen, kleding en horloges heeft aangeschaft, is onduidelijk wat daarmee is gebeurd. De toegang tot een groot aantal e-mailadressen is (volgens [gefailleerde] door een derde) onmogelijk gemaakt. De curator benadrukt dat zijnerzijds diverse inspanningen zijn gedaan om de inlichtingen van [gefailleerde] na te lopen en dat [gefailleerde] niet alleen een ‘passieve’ inlichtingenplicht heeft, maar een ‘actieve’ inlichtingenplicht. Dat wil zeggen dat [gefailleerde] gevraagd én ongevraagd inlichtingen aan de curator dient te verschaffen. Wat de curator betreft, voldoet [gefailleerde] hier nog steeds niet aan. De curator heeft ook aangevoerd dat informatie die hij wel van [gefailleerde] heeft ontvangen niet altijd overeenkomt met van derden ontvangen informatie. Nog steeds is onduidelijk waar de administratie van [gefailleerde] zich bevindt en de curator heeft nog onvoldoende overzicht van rekeningen die direct of indirect bij buitenlandse banken worden gehouden.
2.2.
De waarnemend rechter-commissaris schaart zich achter het verzoek van de curator, omdat de gronden voor de verzekerde bewaring nog onverkort aanwezig zijn. Illustratief in dit
verband is de Belgische bankrekening die zeer recent door de curator is ontdekt. Daarnaast
roepen diverse transacties op de bankrekening bij de Societé Général in Monaco tal van vragen
op, waarop tot op heden evenmin een bevredigend antwoord is ontvangen. De vragen die de
curator hieromtrent heeft moet [gefailleerde] eenvoudig vanuit de PI kunnen beantwoorden. Dit is tot
op heden niet gebeurd. Hoewel de curator diverse inspanningen heeft verricht om de inlichtingen van [gefailleerde] te verifiëren, spreken de personen naar wie hij verwijst zijn verhaal tegen en/of kunnen zij niet de gewenste duidelijkheid verschaffen.
2.3.
[gefailleerde] verzoekt afwijzing van de verzochte verlenging van de inbewaringstelling. Het is uiterst onwenselijk dat zijn vrijheid afhankelijk is van de medewerking en informatieverstrekking van derden. Gelet op het feit dat hij strafrechtelijk verdacht wordt van een grote fraudezaak, is het logisch dat derden hun medewerking niet (langer) willen verlenen.
2.4.
Op de standpunten van de curator, rechter-commissaris en [gefailleerde] wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Ter beoordeling aan de rechtbank ligt een verzoek tot verlenging van de inbewaringstelling. De rechtbank moet in dit kader de vraag beantwoorden of op basis van de huidige stand van zaken nog gronden voor inbewaringstelling aanwezig zijn, en zo ja, of die gronden nog steeds een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [gefailleerde] rechtvaardigen. Daarbij moet de rechtbank het recht op persoonlijke vrijheid van [gefailleerde] – waaraan naarmate de inbewaringstelling langer duurt een zwaarder gewicht toekomt – afwegen tegen de bij de voortduring van de inbewaringstelling betrokken belangen.
3.2.
De rechtbank is op grond van de informatie van de curator en hetgeen [gefailleerde] tijdens de zitting heeft verklaard van oordeel dat hij nog steeds niet de hem in artikel 105 lid 1 Fw opgelegde verplichtingen nakomt. Het verzoek zal daarom worden toegewezen. Dit wordt als volgt gemotiveerd.
3.3.
Artikel 105 lid 1 Fw verplicht [gefailleerde] om de curator alle inlichtingen te verschaffen die de curator nodig heeft voor een goede afwikkeling van het faillissement. De curator is immers belast met het beheer en de vereffening van de failliet boedel. [gefailleerde] moet gevraagd en ongevraagd de curator informeren over feiten en omstandigheden waarvan hij weet of behoort te weten dat deze voor de omvang, het beheer of de vereffening van de boedel van belang zijn. Meer in het bijzonder moet [gefailleerde] opgave doen van al zijn bezittingen, volledige inzage geven in zijn administratie en duidelijk maken wat er met de door hem ontvangen gelden en de daarvan door hem aangeschafte goederen is gebeurd. Hierbij mag hij er niet van uitgaan dat de curator hem op zijn woord gelooft, maar zal hij zijn informatie met schriftelijke stukken moeten onderbouwen.
3.4.
In de kern gaat het erom dat sprake is van geldstromen die niet herleidbaar zijn. Uit de bankafschriften blijkt dat ongeveer € 3,7 miljoen is ontvangen als inleg van beleggers/investeerders. [gefailleerde] komt hierbij met een onduidelijke verklaring over ‘winstrechten’. Deze winstrechten zijn volgens [gefailleerde] gedocumenteerd, maar niet voor hem digitaal raadpleegbaar. Het account waarvan hij de inloggegevens aan de curator heeft gegeven, is volgens hem door de domeinbeheerder – [naam] – geblokkeerd. [naam] heeft bij monde van zijn advocaat echter aan de curator verklaard dat hij geen informatie heeft over bankrekeningen en contracten van [gefailleerde] .
3.5.
Een bedrag van circa $ 500.000,- is te herleiden tot investeringen en circa € 400.000,- is te herleiden tot buitensporige uitgaven aan kleding, sieraden, reizen, hotels en restaurants. [gefailleerde] verklaart dat hij in 2021 en 2022 in financiële moeilijkheden kwam en daardoor zijn sieraden en kleding heeft verkocht. [gefailleerde] heeft voor het overige deel van de € 3,7 miljoen verklaard dat hij het heeft ‘opgemaakt’. Tot op heden heeft hij dat echter niet inzichtelijk gemaakt.
3.6.
De rechtbank acht de verklaringen van [gefailleerde] niet geloofwaardig. Het is niet aannemelijk dat [gefailleerde] de enorme bedragen waar het hier om gaat, volledig heeft gespendeerd zonder daarover nadere informatie en inclusief documentatie te kunnen verschaffen. Voor zover er goederen zijn gekocht en deze zijn verkocht, blijkt niet wat er met de opbrengst daarvan is gebeurd. Op [gefailleerde] rust zowel een passieve als een actieve inlichtingenplicht. Dit laatste betekent dat het aan hem is om uit eigen beweging de curator een volledig overzicht van zijn bezittingen te verschaffen en om inzicht te geven in de geldstromen. Hij moet daarbij dus ook aannemelijk maken wat er met de door hem ontvangen gelden is gebeurd, ook zonder dat dit door de curator wordt gevraagd. Er kan niet van worden uitgegaan dat hieraan door [gefailleerde] wordt voldaan, zolang de curator op basis van eigen onderzoek steeds met nieuwe feiten wordt geconfronteerd, zoals een buitenlandse bankrekening die [gefailleerde] niet aan hem heeft gemeld. Dit doet minst genomen een vermoeden ontstaan dat niet alle benodigde informatie door [gefailleerde] wordt verstrekt en doet vraagtekens zetten bij de juistheid van wel verstrekte informatie. Kortom, de curator moet volledig worden geïnformeerd en hij moet in staat worden gesteld die informatie te verifiëren. Dit alles is tot op heden in onvoldoende mate gebeurd. De van zijn advocaat afkomstige opmerking dat [gefailleerde] geen boekhouder is en om die reden geen inzage kan geven, acht de rechtbank hiervoor geen rechtvaardiging. De rechtbank acht het onaannemelijk dat de niet-verantwoorde bedragen zijn verdwenen zonder een fysieke of digitale ‘paper trail’; [gefailleerde] moet daar inzage in geven. Hij heeft dit tot op heden onvoldoende gedaan, zodat de rechtbank van oordeel is dat er voldoende gronden zijn voor een verlenging van de inbewaringstelling. De bedragen waar het om gaat, de informatie die ontbreekt en de onvoldoende actieve houding waarin [gefailleerde] volhardt, rechtvaardigen nog steeds een voortgezette inbreuk op de persoonlijke vrijheid van [gefailleerde] .
3.7.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat schorsing van de inbewaringstelling bij deze stand van zaken niet aan de orde is. Bij beschikking van 27 februari jl. van deze rechtbank is reeds overwogen dat [gefailleerde] , hoewel hij als gevolg van zijn verzekerde bewaring fysiek wordt belemmerd in het zoeken naar informatie, meer inlichtingen kan verschaffen dan hij tot op heden heeft gedaan. Zijn antwoorden blijven vaag en er wordt geen concrete administratie overgelegd. Voor zover er geen administratie is, zouden er tenminste onderliggende documenten (overeenkomsten en dergelijke) moeten zijn. Inloggen in systemen of via een videoverbinding contact leggen met personen in het buitenland kan vanuit de PI wel tijdens een faillissementsverhoor in het Paleis van Justitie te Den Haag gefaciliteerd worden. Hiervoor hoeft [gefailleerde] niet op vrije voeten te zijn.
3.8.
Het verzoek van de curator zal dus worden toegewezen, zodat de inbewaringstelling zal worden verlengd.

4.De beslissing

De rechtbank:
- bepaalt dat de termijn van het bevel tot inbewaringstelling van [gefailleerde] van 20 december 2023 wordt verlengd met een termijn van ten hoogste dertig dagen, welke verlengde termijn aanvangt op 14 maart 2024.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, voorzitter, mr. I.K. Spros en mr. R. Wieringa, rechters, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.