Uitspraak
Beschikking op het op 22 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoekster] en
[naam 1],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van twee verzoekers, die de vaststelling van hun Nederlandse nationaliteit vroegen. De verzoekers, kinderen van een man die in 1997 de Portugese nationaliteit verkreeg, stelden dat zij recht hebben op de Nederlandse nationaliteit via hun vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn Nederlandse nationaliteit heeft verloren door vrijwillige verkrijging van de Portugese nationaliteit, zoals bepaald in artikel 15 onder a (oud) van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De rechtbank oordeelde dat de man op het moment van de geboorte van de kinderen geen Nederlanderschap meer bezat, waardoor de kinderen ook geen recht op de Nederlandse nationaliteit hebben. De rechtbank verwierp het beroep van de verzoekers op het vertrouwensbeginsel, aangezien de RWN limitatief opsomt op welke manieren het Nederlanderschap kan worden verkregen of verloren. De rechtbank heeft het verzoek om vaststelling van het Nederlanderschap van de kinderen afgewezen en geen proceskosten toegewezen aan de IND.