ECLI:NL:RBDHA:2024:3126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
NL24.4082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig derde land en niet-ontvankelijkheid

In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1985 en van Jemenitische nationaliteit, heeft op 31 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 1 februari 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser kan terugkeren naar Djibouti, dat als veilig derde land wordt beschouwd. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat de afwijzing onterecht is, omdat hij na anderhalf jaar geen inhoudelijke beoordeling van zijn asielrelaas heeft gekregen.

De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser kan terugkeren naar Djibouti. De rechtbank stelt vast dat de grensdetentie van eiser op 4 augustus 2022 is opgeheven, maar dat dit niet betekent dat de staatssecretaris niet meer kan oordelen dat Djibouti een veilig derde land is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij geen toegang meer kan krijgen tot Djibouti, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft aangenomen dat eiser nog banden heeft met Djibouti.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris om de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4082

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.V. Bandhoe),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.D.C. van der Weijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1
Eiser heeft op 31 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2
Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 heeft verweerder deze aanvraag in de algemene procedure niet-ontvankelijk [1] verklaard.
1.3
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, K. Ghammi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1985 en de Jemenitische nationaliteit te hebben. Op 31 juli 2022 heeft eiser asiel aangevraagd, nadat hem op luchthaven Schiphol de toegang tot het Schengengebied is geweigerd en hij in grensdetentie is geplaatst. Op 4 augustus 2022 is deze grensdetentie opgeheven. Eiser is vanuit Jemen en Saoedi-Arabië naar Djibouti gereisd. Daar heeft eiser een Djiboutiaans paspoort bemachtigd en is daarmee vervolgens naar Nederland gereisd. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser kan terugkeren naar Djibouti, wat voor eiser als veilig derde land kan worden beschouwd.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan:
3.1
Verweerder heeft de aanvraag van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder kan de asielaanvraag van eiser na anderhalf jaar niet zonder inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas afdoen als niet-ontvankelijk. Verweerder is hiermee feitelijk zonder enige vooraankondiging naar het kennelijk-afdoeningstraject (spoor 2) overgestapt, hetgeen in strijd is met Werkinstructie 2021/14 en artikel 3.109b, derde lid van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Nu de grensdetentie van eiser reeds op 4 augustus 2022 is opgeheven, mocht eiser er vanaf die dag op vertrouwen dat zijn asielaanvraag inhoudelijk en niet op grond van artikel 30, 30a of 30b van de Vw 2000 werd afgedaan.
3.2
Voorts stelt dat hij geen band meer heeft met Djibouti en verwijst daarbij naar paragraaf C2/6.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Verweerder kan op grond van zijn eigen beleidsregel in redelijkheid niet meer verwachten dat eiser naar Djibouti terugkeert, omdat de band van eiser met dit land vervaagd is door toedoen van verweerder. Het dient namelijk voor rekening en risico van verweerder – en niet van eiser – te komen dat pas anderhalf jaar na de asielaanvraag kenbaar gemaakt wordt dat Djibouti voor eiser als veilig derde land te gelden heeft. Nu eiser daarnaast op onrechtmatige wijze een paspoort voor Djibouti heeft verkregen en niet anderszins gebleken is dat eiser ooit over de nationaliteit van Djibouti heeft beschikt, kan verweerder niet tegenwerpen dat eiser een band heeft met dit land.
3.3
Eiser kan tot slot ook geen toegang meer verkrijgen tot Djibouti. Eiser heeft - onder verwijzing naar een uitspraak [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) - voldoende bewijs geleverd om aannemelijk te maken dat hij geen toegang meer kan krijgen tot Djibouti. Eiser heeft in beroep verwezen naar artikel 2 van de Asielwet van Djibouti en stelt dat hij niet onder de daar bedoelde definitie van asielzoeker valt, nu eiser uit Nederland terugkeert en niet uit Jemen, het land waarvan hij staatsburger is. Verder heeft eiser in beroep met stukken onderbouwd dat zijn visumaanvragen voor Djibouti zijn afgewezen en dat hij ook niet anderszins op reguliere wijze toegang kan krijgen tot dit land. Uit de in beroep overgelegde vertaling van de Saoedische verblijfsvergunning van eiser blijkt namelijk niet dat eiser over de nationaliteit van Djibouti beschikt. Eiser heeft nooit een geldig paspoort voor Djibouti gehad en kan daarom – anders dan verweerder concludeert – niet terugvallen op die nationaliteit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank geeft eiser geen gelijk en overweegt daartoe als volgt.
Afgewezen als niet-ontvankelijk
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag van eiser ook anderhalf jaar na indiening als niet-ontvankelijk heeft mogen afwijzen, omdat hij kan terugkeren naar een veilig derde land. Niet valt in te zien waarom verweerder met het opheffen van de grensdetentie het recht verspeeld heeft om de asielaanvraag van eiser alsnog op grond van artikel 30a van de Vw af te doen. Uit artikel 3.109b, derde lid van de Vb volgt niet meer dan dat de grensdetentie niet mag voortduren als vermoedelijk geen sprake is van een aanvraag die op grond van artikel 30, 30a of 30b van de Vw afgedaan kan worden. Dat betekent niet dat na voortzetting van de behandeling van de asielaanvraag buiten de grensprocedure niet meer kan worden geconcludeerd dat eiser kan terugkeren naar een veilig derde land. Verweerder heeft in reactie op het beroep van eiser op Werkinstructie 2021/14 [3] , terecht aangevoerd dat deze werkinstructie niet van toepassing is op eisers asielaanvraag, maar enkel ziet op situaties waarbij sprake is van een veilig land van herkomst, reeds verkregen internationale bescherming in Nederland of een andere EU-lidstaat of dat eiser onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie. De aanvraag van eiser is evenwel niet-ontvankelijk verklaard op een andere grond, namelijk artikel 30a, eerste lid en onder c van de Vw, vanwege een veilig derde land, niet zijnde het land van herkomst. Eiser heeft aan de bepalingen van Werkinstructie 2021/14, wat daar overigens ook van zij, reeds om die reden geen rechten kunnen ontlenen. De beroepsgrond slaagt niet.
Band met Djibouti
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden aannemelijk geacht dat eiser nog banden heeft met Djibouti, nu niet betwist is dat eiser zijn gezin nog steeds in Djibouti woont. Dat verweerder pas anderhalf jaar na de indiening van de asielaanvraag te kennen geeft dat terugkeer naar Djibouti mogelijk is, maakt niet dat voor eiser geen sprake meer is van een band met Djibouti.
Toegang tot Djibouti
4.3
De rechtbank is tot slot van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen toegang meer kan verkrijgen tot Djibouti. Ten eerste kan eiser geenszins in de stelling gevolgd worden dat hij voor Djibouti niet als asielzoeker kan worden aangemerkt, vanwege de enkele reden dat zijn directe inreis mogelijk vanuit Nederland zal plaatsvinden. Een dergelijke enge definitie van een asielzoeker valt niet te lezen in het door eiser aangevoerde artikel 2 van Asielwet uit Djibouti. Dat aan eiser tot tweemaal toe twee toeristenvisa zijn geweigerd, maakt ook niet dat geen toegang tot Djibouti mogelijk is, alleen al omdat voor een toeristenvisum veelal specifieke voorwaarden gelden. Vaststaat dat eiser Nederland is ingereisd met een destijds niet vals bevonden paspoort uit Djibouti. Het komt voor eigen rekening en risico dat eiser zich tijdens zijn reis naar Nederland te kwader trouw ontdaan heeft van dit reisdocument en daarom nu niet kan worden vastgesteld of het een authentiek paspoort betrof. Nu niet is gebleken van enige inspanning van de zijde van eiser om een nieuw paspoort aan te vragen, is niet aannemelijk geworden dat eiser geen toegang meer tot Djibouti kan verkrijgen. Het enkele verwijzen naar zijn oude Saoedische verblijfsvergunning, waarop staat dat hij de Jemenitische nationaliteit heeft, is onvoldoende om aan te tonen dat hij inmiddels daarnaast niet tevens de nationaliteit van Djibouti heeft.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat Djibouti voor eiser als veilig derde land kan worden beschouwd. Ook het terugkeerbesluit blijft in stand.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Bedoeld is de uitspraak van de Afdeling van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480.
3.Werkinstructie 2021/14 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), zie deze link: