ECLI:NL:RBDHA:2024:3126
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig derde land en niet-ontvankelijkheid
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1985 en van Jemenitische nationaliteit, heeft op 31 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 1 februari 2024 in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser kan terugkeren naar Djibouti, dat als veilig derde land wordt beschouwd. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat de afwijzing onterecht is, omdat hij na anderhalf jaar geen inhoudelijke beoordeling van zijn asielrelaas heeft gekregen.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser kan terugkeren naar Djibouti. De rechtbank stelt vast dat de grensdetentie van eiser op 4 augustus 2022 is opgeheven, maar dat dit niet betekent dat de staatssecretaris niet meer kan oordelen dat Djibouti een veilig derde land is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij geen toegang meer kan krijgen tot Djibouti, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft aangenomen dat eiser nog banden heeft met Djibouti.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris om de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.