ECLI:NL:RBDHA:2024:3107

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
NL23.29935
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor familieleven op grond van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Syrische vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van familieleven, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen met het besluit van 27 juli 2021, en dit besluit werd bevestigd in een later bezwaar. De rechtbank heeft de zaak op 8 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres, referent, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM. De staatssecretaris had vastgesteld dat eiseres en referent niet meer dan gebruikelijk afhankelijk van elkaar zijn, en dat er geen hechte persoonlijke banden zijn die de gebruikelijke omgang overstijgen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitviel, gezien het feit dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris de belangen van de Nederlandse samenleving bij een restrictief toelatingsbeleid zwaarder mag laten wegen dan de belangen van eiseres.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres mocht afwijzen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29935

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W. Spijkstra)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM. [1]
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 27 juli 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, referent, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het bestreden besluit

3. Op 7 april 2021 heeft [naam 2] (referent) voor zijn moeder, eiseres, een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning regulier voor verblijf van eiseres bij referent. Referent heeft de Syrische nationaliteit en heeft in Nederland op 8 oktober 2020 een verblijfsvergunning asiel gekregen.
3.1.
Bij het primaire besluit heeft de staatssecretaris de aanvraag afgewezen, omdat eiseres en referent niet meer dan gebruikelijk afhankelijk zijn van elkaar en daarom geen sprake is van familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
3.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De staatssecretaris heeft het bezwaar bij besluit van 23 augustus 2023 ongegrond verklaard. De staatssecretaris vindt niet dat er familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM bestaat tussen eiseres en referent. In aanvulling op het primaire besluit stelt de staatssecretaris dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleindochter [naam 3] . De staatssecretaris heeft tot slot een belangenafweging gemaakt, waarbij hij de belangen van de Nederlandse overheid heeft afgewogen tegen de belangen van eiseres om bij referent en zijn gezin in Nederland te verblijven. Die belangenafweging is in het nadeel van eiseres uitgevallen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eerst moet gekeken worden of er sprake is van familie- of gezinsleven dat valt onder de reikwijdte van artikel 8 EVRM. Ongeacht of er sprake is van beschermingswaardig gezins- of privéleven dient na de beoordeling van de reikwijdte door de staatssecretaris een belangenafweging te worden gemaakt. [2]
Is er sprake van familieleven in de zin van artikel 8 EVRM?
7. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte stelt dat niet is gebleken van meer dan normale afhankelijkheid. Zij wijst daarbij op de omstandigheid dat zij tot aan het vertrek van referent naar Nederland met hem heeft samengewoond. Ten onrechte stelt de staatssecretaris in het bestreden besluit dat de samenwoning slechts de periode van één jaar betreft. Daarnaast ondersteunt referent eiseres al geruime tijd op financieel gebied. De bedragen van 100 dinar die eiseres van de UNHCR ontvangt zijn onvoldoende om van rond te komen. Omdat andere familieleden of derden deze steun niet kunnen bieden, is eiseres meer dan afhankelijk van referent. Dit maakt volgens eiseres tevens dat er sprake is van een meer dan de gebruikelijke emotionele afhankelijkheid en tevens van exclusieve afhankelijkheid. Verder is voor eiseres in Jordanië niet altijd zorg aanwezig. Mocht zij behoefte hebben aan secondaire of tertiaire zorg dient zij dat zelf te bekostigen wat voor haar niet mogelijk is. Ten aanzien van het standpunt van de staatssecretaris dat de banden van eiseres met Syrië sterker zijn dan met Nederland merkt eiseres op de zij Syrië tien jaar geleden is ontvlucht en daar niet naar terug kan keren. In Nederland wonen haar kinderen die voor haar kunnen zorgen. Dit maakt de band met Nederland sterker.
7.1.
De staatssecretaris stelt dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent weliswaar is aangetoond, maar dat geen sprake is van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 EVRM. De staatssecretaris volgt referent niet in zijn stelling dat hij altijd met eiseres heeft samengewoond nu referent hier tijdens voorgaande procedures niet eenduidig over heeft verklaard. Wel wordt aangenomen dat eiseres vanaf 2017 tot eisers vertrek bij hen inwoonde omdat referent dit kan onderbouwen met een huurovereenkomst. De samenwoning gedurende deze periode wijst echter niet op een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Dit geldt eveneens voor de financiële afhankelijkheid. Niet wordt betwist dat deze vanuit Nederland kan worden voortgezet. Bovendien constateert de staatssecretaris dat eiseres financiële steun van de UNHCR ontvangt en kan verwacht worden dat ook haar andere kinderen bijspringen. Dat de emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en referent meer dat gebruikelijk zou zijn, acht de staatssecretaris niet aangetoond. Ook haar zorgbehoefte wijst niet op een meer dat gebruikelijke afhankelijkheid. Met de overgelegde documenten heeft eiseres niet onderbouwd dat zij afhankelijk is van 24uurs begeleiding of structurele hulp. Ook is niet gebleken dat eiseres vanwege haar rolstoel niet meer voor zichzelf kan zorgen. Daarbij komt dat is gebleken dat eiseres hulp krijgt van buren. Ook woont zij in een appartementencomplex en is niet aangetoond dat anderen haar niet kunnen of willen helpen. Niet aangetoond is dat eiseres hulp behoeft die alleen haar familie kan geven. De staatssecretaris acht de banden met Syrië sterker dan de banden met Nederland nu eiseres in Syrië is geboren en getogen, de taal spreekt en de cultuur kent. In Nederland kent zij alleen referent en zijn zus met hun gezinnen.
7.2.
In dit geval gaat het om gezinsleven tussen volwassenen, een ouder en haar meerderjarige kind. Volgens vaste jurisprudentie is er dan enkel sprake van gezinsleven dat valt onder de reikwijdte van artikel 8 EVRM wanneer er sprake is van
more than normal emotional ties involving additional elements of dependencytussen, in dit geval, moeder en zoon. Dus enkel als er buiten de normale affectieve banden bijkomende elementen van afhankelijkheid worden aangetoond, zodat sprake is van meer dan de gebruikelijke emotionele afhankelijkheid, is er sprake van gezinsleven waarvoor de bescherming van artikel 8 EVRM geldt. [3] Verder volgt uit jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) [4] dat de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie een kwestie is van feitelijke aard en dat de beantwoording daarvan afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Daarbij kan relevant zijn: eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. De staatssecretaris mag daarbij wel zwaarwegend, maar geen doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. [5]
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat tussen eiseres en referent geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Zo heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat de gestelde onafgebroken samenwoning tot aan het vertrek van referent in 2018 niet aannemelijk is gemaakt, omdat referent tijdens zijn asielprocedure heeft aangegeven dat zijn gezin bestond uit zeven personen, zijn vrouw,hemzelf en hun vijf kinderen. Dit heeft hij tijdens het gehoor in deze procedure bevestigd. Ook heeft referent in de asielprocedure eiseres nooit genoemd als gezinslid of dit op overgelegde documenten aangegeven. Bovendien zijn referents verklaringen over de brand in de ouderlijke woning, zoals afgelegd tijdens het gehoor in het kader van de onderhavige aanvraag tegenstrijdig met hetgeen hij in de asielprocedure naar voren heeft gebracht. Dit maakt dat de staatssecretaris niet heeft hoeven aannemen dat eiseres vanaf 2013 tot aan het vertrek bij referent heeft ingewoond. Ook is niet gebleken van financiële afhankelijkheid die wijst op een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De financiële ondersteuning van eiseres kan vanuit Nederland worden voortgezet. Daarbij ontvangt eiseres nog financiële steun van de UNHCR en kunnen ook haar andere financieel bijspringen. Dat de emotionele afhankelijkheid tussen eiseres en referent meer dat gebruikelijk zou zijn, acht de rechtbank niet aangetoond. Ten aanzien van medische afhankelijkheid overweegt de rechtbank dat de medische zorg die eiseres nu nodig heeft voor haar beschikbaar is in Jordanië. Dat zij de kosten hiervan niet kan betalen is niet gebleken. De zorg die eiseres mogelijk in de toekomst nodig zal hebben hoeft de staatssecretaris nu niet in de beoordeling te betrekken. Verder is niet gebleken dat eiseres niet meer voor zichzelf kan zorgen en ontvangt zij hulp van derden. Niet is aangetoond dat eiseres afhankelijk is van zorg die alleen referent en zijn gezin haar kunnen geven. Ten slotte kan de staatssecretaris gevolgd worden in het standpunt dat de banden met Syrië en Jordanië sterker zijn dan met Nederland. Eiseres is in Syrië geboren en opgegroeid. Zij is bekend met de taal en de cultuur. Haar band met Nederland reikt niet verder dat dan haar zoon en dochter hier met hun gezinnen wonen.
Is er sprake van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleindochter?
8. Voorts wijst eiseres op haar meer dan gebruikelijke banden met haar kleindochter [naam 3] . In Jordanië deelden zij een slaapkamer, hielp [naam 3] eiseres bij het innemen van medicijnen en nu hebben zij dagelijks telefonisch contact. Ten onrechte stelt de staatssecretaris dat de huidige medisch klachten van [naam 3] niet zondermeer te koppelen zijn aan het gemis van haar oma nu zij in Syrië ook al klachten had. De klachten destijds, hoofdpijn en vaag zicht, lijken een andere oorzaak (problemen met het zicht) te hebben dat haar huidige klachten (een neurologische aandoening).
8.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiseres en haar kleindochter [naam 3] . Hetgeen in dat kader is aangevoerd overstijgt de gebruikelijk omgang niet. Dat zij vanaf de geboorte samen hebben gewoond wordt, gezien hetgeen eerder is overwogen, niet gevolgd. Gevolgd wordt dat de kleindochter een neurologische aandoening heeft maar een relatie tussen deze klachten en de scheiding met haar oma is niet aannemelijk gemaakt.
8.2.
Tussen grootouders en minderjarige kinderen wordt familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aangenomen als uit de feiten en omstandigheden volgt dat er daadwerkelijk sprake is van hechte persoonlijke banden. Die banden moeten de gebruikelijke omgang tussen een grootouder en minderjarig kind overstijgen
8.3.
De rechtbank volgt de staatssecretaris in diens standpunt dat niet gebleken is van meer dan gebruikelijke banden tussen [naam 3] en eiseres. Vaststaat dat de kleindochter medische klachten heeft maar een relatie tussen haar klachten en de afwezigheid van eiseres is nooit vastgesteld. Uit de overgelegde medische stukken volgt dat het thans beter gaan met de kleindochter. Voorts is enkel aannemelijk gemaakt dat eiseres vanaf 2017 bij referent en zijn gezin verbleef in Jordanië. De korte periode van een jaar waarin [naam 3] en haar oma samenwoonden is geen indicatie van hechte persoonlijke banden die de gebruikelijke omgang tussen grootouder en kind overstijgen. Bovendien wordt [naam 3] opgevoed en verzorgd door haar ouders en speelt eiseres geen rol in de opvoeding en verzorging van haar kleinkinderen. Dat [naam 3] , naar gesteld, dagelijks contact heeft met haar grootmoeder, leidt gelet op het voorgaande niet tot een ander oordeel.
Is sprake van een ‘fair balance’ in de gemaakte belangenafweging?
9. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2022 [6] , volgt dat artikel 8 EVRM de staatssecretaris ertoe verplicht om alle relevante gegevens en belangen van het individuele geval kenbaar af te wegen tegen het algemene belang van de Nederlandse staat. De rechter moet toetsen of de staatssecretaris dit heeft gedaan en, als dit het geval is, of hij zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ tussen enerzijds het belang van de vreemdeling bij de uitoefening van het privéleven en familie- en gezinsleven hier te lande en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid.
9.1.
Eiseres stelt dat de belangenafweging ten onrechte niet in het voordeel van referent en eiseres uitvalt. Zo heeft de staatssecretaris ten onrechte nogmaals laat meewegen dat er geen sprake zou zijn van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Ook zijn ten onrechte de persoonlijke banden tussen eiseres en de kinderen van referent en diens echtgenote niet meegewogen. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat, nu in veel culturen het gebruikelijk is dat ouders met hun meerderjarige kinderen samenwonen, hier beleid voor ontwikkeld zou moeten worden. Dat dit ontbreekt, kan eiseres niet aangerekend worden. Verder ziet eiseres niet in waarom de omstandigheid dat het haar eerste toelating betreft in haar nadeel zou moeten meewegen. Ook hecht de staatssecretaris te weinig waarde aan het bestaan van een objectieve belemmering en stelt hij ten onrechte dat zij sterke banden met Syrië heeft.
9.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseres en referent heeft laten uitvallen. De staatssecretaris heeft daarbij allereerst zwaar in het nadeel van eiseres en referent mogen laten meewegen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. De staatssecretaris dient alle belangen van het individuele geval bij de belangenafweging te betrekken. Zoals het bestaan van familieleven zwaar ten voordele kan meewegen, kan het niet bestaan van familieleven zwaar ten nadele meewegen. Dat de staatssecretaris ten onrechte geen beleid heeft ontwikkeld wat ziet op de samenwoning tussen ouders en meerderjarige kinderen nu dit in veel culturen gebruikelijk is, volgt de rechtbank niet. De staatssecretaris hanteert een restrictief toelatingsbeleid. Voor meerderjarige kinderen en hun ouders geldt dat verblijf alleen wordt toegestaan als artikel 8 EVRM daartoe noodzaakt. Het staat de staatssecretaris vrij om ter uitvoering van het toelatingsbeleid voor bepaalde gezinsleden regulier beleid te hanteren en voor andere niet, zolang artikel 8 EVRM in acht wordt genomen.
Voorts heeft de staatssecretaris in het nadeel van eiseres kunnen laten meewegen dat het gaat om een eerste toelating van eiseres tot Nederland. Dit is relevant om vast te stellen of er mogelijk sprake is van inmenging in familie- of gezinsleven. Nu is vastgesteld dat eiseres niet eerder is toegelaten, is van inmenging geen sprake en heeft de staatssecretaris dit mogen meewegen. De staatssecretaris heeft er voorts in het bestreden besluit op kunnen wijzen dat het economisch belang voor de Nederlandse overheid zwaar weegt. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte gesteld dat eiseres, in ieder geval voor enige tijd, ten laste van de openbare kas komt. Dat te weinig gewicht is toegekend aan de omstandigheid dat er sprake is van een objectieve belemmering volgt de rechtbank niet nu er geen sprake is van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM.
9.3.
Ten slotte heeft de staatssecretaris zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat er een positieve verplichting bestaat om eiseres verblijf toe te staan.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres mocht afwijzen. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006.
3.Arrest van het EHRM van 12 april 2020, Khan tegen Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2010:0112JUD004748606.
4.Arrest van het EHRM van 17 april 2012, Kopf en Liberda tegen Oostenrijk, ECLI:CE:ECHR:2012:0117JUD000159806.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van