Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.G. Matze, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 25 januari 2024, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris meegedeeld dat verzoeker met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van verzoeker heeft echter aangegeven dat zij nog contact had met verzoeker en dat hij in Nederland verbleef. Op 19 februari 2024 heeft de gemachtigde het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, omdat verzoeker ten onrechte als 'met onbekende bestemming vertrokken' was aangemerkt. Tevens heeft zij verzocht om een proceskostenveroordeling van de staatssecretaris.
De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. In de overwegingen werd uiteengezet dat als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de voorzieningenrechter kan besluiten tot proceskostenveroordeling. In dit geval is echter vastgesteld dat de staatssecretaris niet tegemoet is gekomen aan het verzoek, aangezien de intrekking van het verzoek niet relevant was voor de beoordeling van de tegemoetkoming. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, met de conclusie dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te betalen.