ECLI:NL:RBDHA:2024:3087
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) op basis van negatief advies UWV
Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) voor de functie van '[functie 1]' bij [bedrijf]. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen op basis van een negatief advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) van 23 mei 2023, waarin werd gesteld dat eiser niet voldeed aan de eisen van artikel 8 van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 12 oktober 2023 bevestigde de afwijzing, wederom verwijzend naar het negatieve advies van het UWV van 28 september 2023.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de staatssecretaris terecht heeft vertrouwd op het negatieve advies van het UWV. Eiser voerde aan dat zijn werkgever had aangetoond dat hij de beste kandidaat was voor de functie en dat er geen andere geschikte kandidaten waren. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende prioriteitgenietend aanbod aanwezig was en dat de werkgever niet aan de wervingsvereisten had voldaan. Eiser heeft niet aangetoond dat de vacaturemelding in orde was of dat er voldoende inspanningen waren verricht voor de werving.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de staatssecretaris in stand bleef. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.