In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 30 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 8 december 2023 heeft eiser de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 29 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in deze zaak besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op 28 november 2023 is verstreken en dat eiser de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Aangezien er meer dan twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling, is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag van eiser bekend te maken. Tevens is de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten zijn vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand.