In deze zaak heeft eiseres op 19 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Aangezien er geen tijdig besluit is genomen, heeft eiseres de staatssecretaris op 14 december 2023 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 29 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn op 19 november 2023 is verstreken en eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris alsnog binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De staatssecretaris is ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.