ECLI:NL:RBDHA:2024:2986
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoeker, een Syrische nationaliteit met een V-nummer, had op 11 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 8 december 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 30 oktober 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker trok op 1 november 2023 het beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker op 8 juni 2023 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden is verlengd door het WBV 2022/22.
De rechtbank concludeert dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is en dat de ingebrekestelling van 15 september 2023 prematuur was, waardoor het beroep niet ontvankelijk is. Aangezien er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.