ECLI:NL:RBDHA:2024:2977
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw; rechtmatig verblijf en opvang vanuit COA
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een eiser van Syrische nationaliteit. De eiser, die geen rechtmatig verblijf heeft, is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verplicht om in de gemeente Tytsjerksteradiel te verblijven, in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Burgum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel is opgelegd op basis van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de eiser niet heeft voldaan aan zijn verplichting om Nederland uit eigen beweging te verlaten en geen recht heeft op reguliere opvang van het COA.
De eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, waarbij hij aanvoert dat de maatregel in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Hij betoogt dat de maatregel ook implicaties heeft voor zijn minderjarige kinderen, die in de maatregel worden genoemd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de maatregel enkel op de eiser van toepassing is en dat de beroepsgronden met betrekking tot de kinderen geen doel treffen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de vrijheidsbeperkende maatregel noodzakelijk is, gezien de omstandigheden van de eiser, waaronder het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats en voldoende middelen van bestaan. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat de plaatsing in de VBL een noodzakelijke maatregel is om de openbare orde te waarborgen en de eiser een vorm van opvang te bieden.