ECLI:NL:RVS:2011:BQ8493
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- A.W.M. Bijloos
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling van een vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Raad van State op 14 juni 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de minister voor Immigratie en Asiel tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling was in vreemdelingenbewaring gesteld op basis van de verdenking van het plegen van een misdrijf, het ontbreken van een identiteitspapier, het ontbreken van een vaste woon- of verblijfplaats en het niet beschikken over voldoende middelen van bestaan. De rechtbank had de maatregel van bewaring opgeheven en de minister veroordeeld tot schadevergoeding. De minister ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de enkele verdenking van een misdrijf niet als grondslag voor de bewaring kon dienen.
De Raad van State overwoog dat de enkele verdenking van een misdrijf niet zonder nadere toelichting kan leiden tot een maatregel van bewaring. De minister had niet voldoende feiten aangedragen die erop wezen dat de vreemdeling de voorbereiding van zijn terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de overige aan de inbewaringstelling ten grondslag gelegde omstandigheden niet toereikend waren om de maatregel te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat de minister bij het opleggen van een maatregel van bewaring moet kunnen onderbouwen dat de vreemdeling daadwerkelijk de terugkeer of verwijderingsprocedure belemmert.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij het opleggen van een maatregel van bewaring en dat de minister niet kan volstaan met algemene conclusies zonder specifieke feiten die de maatregel rechtvaardigen. De Raad veroordeelde de minister tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep waren gemaakt.