ECLI:NL:RBDHA:2024:2966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herhaald verzoek om erkenning als adel afgewezen wegens gebrek aan nieuwe feiten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om erkenning in de Nederlandse adel beoordeeld. Eiser had eerder, op 28 januari 2014, een vergelijkbaar verzoek ingediend dat was afgewezen. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties had de aanvraag van eiser op 22 november 2022 afgewezen, en deze afwijzing werd bevestigd in een bestreden besluit op 4 april 2023. Eiser stelde dat er nieuwe feiten waren die zijn aanvraag zouden rechtvaardigen, maar de rechtbank oordeelde dat deze feiten niet nieuw waren en dat de afwijzing van de aanvraag niet evident onredelijk was.
De rechtbank concludeert dat eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft gepresenteerd die aanleiding zouden geven tot een andere beslissing. De rechtbank benadrukt dat de regels omtrent herhaalde aanvragen vereisen dat nieuwe feiten of omstandigheden worden aangetoond, wat in dit geval niet is gebeurd. Eiser had de beschikking over bewijsstukken in eerdere procedures en had deze kunnen aanvoeren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.