ECLI:NL:RBDHA:2024:2951
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarden van veertien woningen in hetzelfde complex
Op 27 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij belanghebbende, een B.V., beroep heeft ingesteld tegen de WOZ-waarden van veertien woningen in hetzelfde complex. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland had op 28 februari 2022 de waarden van deze woningen vastgesteld op basis van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met als waardepeildatum 1 januari 2021. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarderingen, maar de heffingsambtenaar verklaarde de bezwaren ongegrond in een uitspraak op bezwaar van 19 september 2022. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld, dat door de rechtbank is gesplitst in meerdere zaaknummers.
Tijdens de zitting op 16 februari 2024 heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door W.H. Verdouw, zijn standpunt toegelicht. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door een onbekende persoon. Belanghebbende betoogde dat de waarden van de woningen te laag waren vastgesteld en verwees naar verkoopcijfers van vergelijkbare woningen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de vastgestelde waarden en dat de vergelijkingsobjecten adequaat waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat de bezwaren van belanghebbende ongegrond zijn.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de waarden van de woningen niet te laag zijn vastgesteld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.