ECLI:NL:RBDHA:2024:2930
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de toepassing van WBV 2023/3
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn asielaanvraag op 4 april 2023 ingediend, maar de Staatssecretaris had niet binnen de wettelijk gestelde termijn beslist. Eiser stelde dat de beslistermijn niet geldig was verlengd door de toepassing van WBV 2023/3, die sinds 27 januari 2023 van kracht is en de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengt. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiser onder de reikwijdte van deze beleidsregel valt, waardoor de beslistermijn inderdaad met negen maanden is verlengd. Dit betekent dat de Staatssecretaris uiterlijk op 4 juli 2024 op de aanvraag moet beslissen. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling van eiser, die op 7 november 2023 was ingediend, te vroeg was en dat eiser daarom niet kon worden ontvangen in zijn beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Skerka, in aanwezigheid van griffier mr. A.W. van Eerden, en werd op 29 februari 2024 openbaar gemaakt.