ECLI:NL:RBDHA:2024:2930

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL23.37170
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de toepassing van WBV 2023/3

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn asielaanvraag op 4 april 2023 ingediend, maar de Staatssecretaris had niet binnen de wettelijk gestelde termijn beslist. Eiser stelde dat de beslistermijn niet geldig was verlengd door de toepassing van WBV 2023/3, die sinds 27 januari 2023 van kracht is en de beslistermijnen voor asielaanvragen die zijn ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024 met negen maanden verlengt. De rechtbank oordeelde dat de situatie van eiser onder de reikwijdte van deze beleidsregel valt, waardoor de beslistermijn inderdaad met negen maanden is verlengd. Dit betekent dat de Staatssecretaris uiterlijk op 4 juli 2024 op de aanvraag moet beslissen. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling van eiser, die op 7 november 2023 was ingediend, te vroeg was en dat eiser daarom niet kon worden ontvangen in zijn beroep. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Skerka, in aanwezigheid van griffier mr. A.W. van Eerden, en werd op 29 februari 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.37170
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser vindt daarom dat verweerder met WBV 2023/3 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen op korte termijn alsnog een besluit te
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
nemen en hieraan een rechterlijke dwangsom te verbinden.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze zittingsplaats van 16 februari 2024.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2023/3 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft op 4 april 2023 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 4 juli 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 7 november 2023 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is daarom niet- ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.