ECLI:NL:RBDHA:2024:2919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL24.775
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact te hebben gehad met zijn cliënt sinds 15 januari 2024 en wist niet waar eiser zich bevond. De staatssecretaris meldde op 31 januari 2024 dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang was vertrokken. De rechtbank heeft in haar overwegingen de vaste lijn van jurisprudentie gevolgd, waarbij wordt gesteld dat als een vreemdeling zonder kennisgeving van verblijf vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Aangezien er geen bewijs was dat eiser nog contact had met zijn gemachtigde of dat deze op de hoogte was van eisers verblijfplaats, oordeelde de rechtbank dat eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.775
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 22 februari 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. van der Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R. Brock).

ProcesverloopBij besluit van 3 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting te Breda behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
1. De staatssecretaris heeft de rechtbank op 31 januari 2024 bericht dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken. Hij heeft ter onderbouwing een screenshot overgelegd van de COA-registratie waaruit blijkt dat eiser op 17 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken.
2. De gemachtigde van eiser heeft in antwoord op vragen van de rechtbank op 2 februari 2024 meegedeeld dat hij op 15 januari 2024 voor het laatst contact heeft gehad met zijn cliënt, dat hij niet weet waar zijn cliënt zich bevindt en dat hij geen contactgegevens heeft van zijn cliënt, zodat hij hem niet heeft kunnen informeren over de geplande zitting.
3. De rechtbank volgt de vaste lijn van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
4. Nu niet is gebleken dat eiser nog contact heeft met zijn gemachtigde, of dat de gemachtigde bekend is met eisers verblijfplaats in Nederland, oordeelt de rechtbank dat eiser geen belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.