ECLI:NL:RBDHA:2024:2919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact te hebben gehad met zijn cliënt sinds 15 januari 2024 en wist niet waar eiser zich bevond. De staatssecretaris meldde op 31 januari 2024 dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang was vertrokken. De rechtbank heeft in haar overwegingen de vaste lijn van jurisprudentie gevolgd, waarbij wordt gesteld dat als een vreemdeling zonder kennisgeving van verblijf vertrekt, er vanuit moet worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Aangezien er geen bewijs was dat eiser nog contact had met zijn gemachtigde of dat deze op de hoogte was van eisers verblijfplaats, oordeelde de rechtbank dat eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.