ECLI:NL:RBDHA:2024:2906

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
NL23.27328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van staatloze Palestijnse vrouw met Libische achtergrond

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een staatloze Palestijnse vrouw, tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had op 10 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 augustus 2023 werd afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 en opnieuw op 20 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en tolken. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat Libië de gebruikelijke verblijfplaats van eiseres is, ondanks haar argumenten over discriminatie en illegaal verblijf. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet veilig kan terugkeren naar Libië, en de rechtbank volgt de conclusie van verweerder dat de situatie van Palestijnen in Libië niet zodanig is dat zij als risicogroep moeten worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiseres terecht is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27328

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Zij heeft op 10 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 augustus 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, M. Fayez als tolk en mr. R.S. Hoogendoorn-Matthijssen als de gemachtigde van verweerder.
1.2.
Ter zitting heeft verweerder verzocht om aanhouding om nader onderzoek te doen naar de wijze waarop de Libische autoriteiten illegale uitreis bestraffen en om eiseres te horen. Eiseres heeft zich hier niet tegen verzet. Verweerder heeft 21 december 2023 een verweerschrift ingediend. Verweerder zag geen aanleiding meer om eiseres te horen. Eiseres heeft daarop gereageerd. Vervolgens is een nieuwe zitting gepland.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, H. Lotfi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1992 en is Palestijnse; zij is daarom staatloos. Eiseres is geboren in Libië en in de jaren 2000 naar Syrië verhuisd. In 2011 is zij vanuit Syrië naar Libië gevlucht vanwege de oorlog in Syrië. In mei 2022 is eiseres vertrokken uit Libië in verband met de burgeroorlog en vanwege de problemen die Palestijnen ondervinden in Libië. Eiseres kan niet terugkeren naar Libië nu zij daar geen verblijfsrecht heeft en Palestijnen daar te vrezen hebben voor discriminatie.
2.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • nationaliteit, identiteit en herkomst;
  • uitsluiting in Libië;
  • burgeroorlog in Libië.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig geacht. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat zij slachtoffer is geworden van uitsluiting in Libië vanwege haar Palestijnse nationaliteit en ook niet dat zij te vrezen heeft vanwege de burgeroorlog in Libië. Verweerder wijst er verder op dat in de zienswijze het derde element niet is bestreden.
2.2.
Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiseres een staatloze Palestijn is en dat zij haar gebruikelijke verblijfplaats heeft gehad in zowel Syrië als Libië. Volgens verweerder valt eiseres niet onder artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag [1] omdat zij niet direct voorafgaand aan of kort voor haar asielaanvraag bijstand heeft ontvangen van de UNRWA. [2] Zij heeft namelijk na haar vertrek uit Syrië nog elf jaar in Libië verbleven waar zij geen bijstand kreeg van de UNRWA.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat Libië kan worden aangemerkt als het land van gebruikelijk verblijf. Bij de beoordeling heeft verweerder ten onrechte niet betrokken dat eiseres nooit een verblijfsvergunning heeft gehad in Libië en dat zij afhankelijk was van zwart werk. Eiseres had wel recht op onderwijs en beperkte rechten op gezondheidszorg maar die rechten kon zij niet afdwingen omdat zij daar illegaal verbleef. Er was daarom geen sprake van stabiel verblijf. Er woont geen familie meer in Libië dus verweerder heeft niet mogen concluderen dat eiseres daar familiebanden heeft. Eiseres en haar dochters hebben verder verregaande discriminatie ervaren in Libië. Ook dit had verweerder moeten betrekken bij de beoordeling of Libië het land van gebruikelijk verblijf is voor eiseres. Eiseres is langere tijd in Libië gebleven nadat zij uit Syrië was vertrokken, omdat de pogingen om te vertrekken uit Libië telkens mislukten. Verweerder kan haar daarom niet tegenwerpen dat zij in Libië haar gezin heeft uitgebreid. Alleen Syrië is daarom voor eiseres het land van gebruikelijk verblijf. Mocht de rechtbank het voorgaande niet volgen dan stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat eiseres veilig kan terugkeren naar Libië. Hierbij is allereerst van belang dat de beleidswijziging [3] waar verweerder naar verwijst en op grond waarvan Palestijnen in Libië niet meer worden aangemerkt als een risicogroep, dateert van mei 2023 en is gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van februari 2023 terwijl eisers in maart 2022 uit Libië is vertrokken. Verder heeft verweerder bij de beoordeling onvoldoende waarde gehecht aan de ontvoering van haar man. Het feit dat haar man vervolgd wordt kan wel degelijk onderbouwen dat eiseres ook wordt vervolgd. Uit de informatie die in de zienswijze is overgelegd blijkt namelijk dat juist Palestijnen van dit soort praktijken slachtoffer worden. Ook had verweerder bij zijn beoordeling moeten betrekken dat eiseres Libië illegaal heeft verlaten en dat zij geen toegang meer heeft tot Libië. Uit het algemeen ambtsbericht van februari 2023 volgt namelijk dat het strafbaar is om illegaal uit te reizen en kunnen Palestijnen niet terugkeren naar Libië. Eiseres voert ook aan dat zij wel onder artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag valt omdat zij geen feitelijke toegang heeft tot het UNRWA gebied en er dus praktische en juridische barrières bestaan om de bescherming van de UNRWA in te roepen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Is Libië het land van gebruikelijk verblijf?
4. Bij een staatloze vreemdeling merkt verweerder het land waar de vreemdeling voor zijn komst naar Nederland zijn gebruikelijke verblijfplaats had aan als het land van herkomst. Het begrip 'gebruikelijke verblijfplaats' moet feitelijk worden uitgelegd [4] door verweerder en dit ziet op een stabiele, feitelijke verblijfplaats van een vreemdeling. [5] Uit de
Guidelines on Statelessness [6] volgt dat rechtmatig verblijf niet vereist is om een land aan te duiden als het land van gebruikelijk verblijf. Gelet op deze uitleg heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mogen concluderen dat Libië de gebruikelijke verblijfplaats is van eiseres. Bij de beoordeling hiervan heeft verweerder mogen betrekken dat eiseres in Libië is geboren en daar jarenlang heeft gewoond. Eiseres heeft toen ook onderwijs gevolgd in Libië. Nadat zij in de jaren 2000 naar Syrië is verhuisd, is zij in 2011 naar Libië teruggekeerd. Vervolgens is zij in Libië getrouwd en heeft zij twee kinderen gekregen. Dat eiseres meerdere pogingen zou hebben ondernomen om te vertrekken uit Libië doet daar niet aan af, gezien het lange verblijf van elf jaar in Libië.
4.1.
Verder is niet van belang of eiseres toegang zal krijgen tot Libië. De vraag in het kader van deze procedure is of eiseres een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [7]
Kan eiseres veilig terugkeren naar Libië?
5. Verweerder heeft ook mogen overwegen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet veilig kan terugkeren naar Libië omdat zij Palestijnse is. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat verweerder zich niet kan beroepen op de beleidswijziging op grond waarvan Palestijnen in Libië niet meer vallen onder een risicogroep omdat deze beleidswijziging is gebaseerd op het algemeen ambtsbericht (AAB) van Libië van februari 2023 en eiseres al in mei 2022 is vertrokken. De rechtbank is van oordeel dat de toetsing van vrees een toekomstgerichte toets is waarbij wordt beoordeeld of eiseres momenteel of in de voorzienbare toekomst te vrezen heeft bij terugkeer naar haar land van herkomst. [8] Verweerder had bij het beoordelen van de asielaanvraag van eiseres dus niet het beleid hoeven toepassen dat gold ten tijde van de asielaanvraag van eiseres.
5.1.
De rechtbank is ook van oordeel dat verweerder op basis van het nieuwe ambtsbericht Palestijnen in Libië niet meer hoeft aan te merken als risicogroep. Verweerder kan een bevolkingsgroep als risicogroep aanwijzen als blijkt dat vervolging van vreemdelingen behorend tot deze bevolkingsgroep in het land van herkomst voorkomt. Discriminatie wordt enkel als daad van vervolging beschouwd als de vreemdeling zó ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Verweerder heeft op grond van het algemeen ambtsbericht van februari 2023 mogen concluderen dat de situatie van (staatloze) Palestijnen in Libië niet van dien aard is dat zij nog langer als risicogroep aangemerkt moeten blijven. Dat de rechten van Palestijnen in zekere zin beperkt zijn, betekent niet dat zij zich over het algemeen niet kunnen redden in Libië. Zij worden dus niet zodanig in hun bestaansmogelijkheden beperkt dat zij onmogelijk op sociaal en maatschappelijk niveau kunnen functioneren. Hierbij heeft verweerder betrokken dat Palestijnen in Libië in aanmerking komen voor een verblijfstitel, kunnen werken en ook daadwerkelijk werkzaam zijn in zowel de privésector als bij overheidsinstellingen. [9] Palestijnse kinderen hebben gratis toegang tot onderwijs, hoger onderwijs en universiteiten en medische behandeling is kosteloos. Ook volgt uit het huidige ambtsbericht dat er geen sprake is van gericht geweld tegen, onterechte arrestaties of vervolging van, Palestijnen in Libië. Verweerder heeft mogen concluderen dat hij in de informatie die eiseres in de zienswijze heeft overgelegd geen aanleiding heeft hoeven zien om tot een ander oordeel te komen. Eiseres heeft niet concreet aangegeven op welk punt deze beoordeling niet klopt. Ook heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet heeft geconcretiseerd welke persoonlijke problemen zij heeft ondervonden als gevolg van de ontvoering van haar echtgenoot en dat zij ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar man is ontvoerd omdat hij Palestijns is. Dat eiseres als gevolg van deze gebeurtenis zelf te vrezen heeft voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade heeft verweerder dus niet hoeven volgen. Dat uit de informatie die in de zienswijze is overgelegd zou blijken dat met name Palestijnen slachtoffer worden van ontvoeringen volgt de rechtbank niet en hiermee heeft eiseres dus niet onderbouwd dat dit de reden is dat de man van eiseres tweemaal is ontvoerd.
6. Verder is niet in geschil dat illegale uitreis in Libië strafbaar is gesteld. Evenmin is in geschil dat in Libië migranten worden gedetineerd. In geschil is wel of eiseres bij terugkeer het risico loopt gevangen te worden gezet vanwege haar illegale uitreis. Uit het algemeen ambtsbericht van februari 2023 over Libië blijkt een diffuus beeld ten aanzien van de behandeling van Syriërs. Het ambtsbericht vermeldt dat Syriërs die onderschept worden op weg naar Europa vrijgelaten worden uit detentie met een schriftelijke aanzegging om Libië te verlaten. Door de Libische autoriteiten wordt daar geen follow-up aan gegeven. Een andere bron merkt op dat er wel Syriërs in detentie zitten. Over de behandeling van Palestijnen die naar Europa uitreizen vermeldt het ambtsbericht niets. Verweerder heeft nader onderzoek gedaan naar detentie van Palestijnen vanwege illegale uitreis en op 21 december 2023 een aanvullend verweerschrift ingediend. Volgens verweerder wordt de strafbaarstelling van illegale uitreis in Libië niet gehandhaafd. Verweerder heeft specifiek onderzocht of er gevallen bekend zijn van Palestijnen die in Libië wegens illegaal verblijf of irreguliere in- of uitreis zijn veroordeeld, maar geen bronnen gevonden waarin daarvan melding wordt gemaakt. Eiseres heeft zelf een aantal bronnen aangehaald waaruit blijkt dat migranten vastgezet worden in Libië. Deze bronnen zien echter op detentie vanwege onrechtmatig verblijf of onrechtmatige binnenkomst in Libië en niet op detentie vanwege eerdere illegale uitreis. Het bericht van de Palestijnse staatsmedia WAFA van 14 maart 2022 waar eiseres op heeft gewezen waarin wordt gemeld dat de Libische autoriteiten Palestijnen hebben vrijgelaten die vastzaten omdat ze geen legale documenten hadden, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dit bericht ziet namelijk ook niet op detentie vanwege illegale uitreis. Alles overziende concludeert de rechtbank dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres bij terugkeer in Libië niet het risico loopt vervolgd te worden of ernstige schade te lijden vanwege haar illegale uitreis.
Valt eiseres onder de reikwijdte van artikel 1D Vluchtelingenverdrag?
7. Verder heeft verweerder terecht betoogd dat eiseres niet valt onder de reikwijdte van artikel 1(D) van het Vluchtelingenverdrag. Eiseres heeft niet direct voorafgaand aan of kort vóór het indienen van haar asielaanvraag bijstand van UNRWA ontvangen. Zij heeft immers na haar vertrek uit Syrië nog elf jaar in Libië gewoond. Dit betekent dat niet is voldaan aan de vereisten voor uitsluiting van de vluchtelingenstatus, zodat artikel 1D van het Vluchtelingenverdrag niet op eiseres van toepassing is. Voor zover eiseres zich op het standpunt stelt dat zij onder de insluitingsgrond valt, kan dit onbesproken blijven. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 januari 2022 [10] blijkt immers dat eerst dient te worden vastgesteld of eiseres valt onder de uitsluitingsgrond. Pas als eiseres daaronder valt, dient te worden vastgesteld of de insluitingsgrond op eiseres van toepassing is.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East.
3.Zie WBV 2023/12.
4.UNHCR Handbook and Guidelines on procedures and criteria for determining refugee status.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:557.
6.UNHCR Guidelines on statelessness no. 4.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 19 januari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5039, rechtsoverweging 8.
8.Zie paragraaf C1/4.4.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc).
9.Zie pagina 63 van het Algemeen Ambtsbericht Libië van 23 februari 2023.