ECLI:NL:RBDHA:2024:2898
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende overdracht aan Duitsland
Op 6 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.P. Duijn, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 14 februari 2024, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag van verzoeker, die op 21 oktober 2023 was ingediend. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker op 14 februari 2024 beroep heeft ingesteld tegen het besluit van diezelfde datum. Het verzoek van verzoeker is gericht op het voorkomen van zijn overdracht aan Duitsland gedurende de behandeling van zijn beroep. De staatssecretaris heeft verzoeker geïnformeerd dat hij niet in Nederland mag blijven om de uitkomst van zijn beroep af te wachten, wat verzoeker een spoedeisend belang geeft bij de gevraagde voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden toegewezen. Dit houdt in dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet aan Duitsland mag worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het besluit van 14 februari 2024. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht.