ECLI:NL:RBDHA:2024:2834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
NL24.4203 en NL24.4204
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een alleenstaande man van Tsjadische nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 5 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser stelt dat deze beslissing in strijd is met zijn rechten, omdat hij vreest dat hij in Frankrijk geen adequate opvang en rechtsbescherming zal krijgen. Hij onderbouwt zijn standpunt met het AIDA-rapport over de situatie van asielzoekers in Frankrijk, waarin wordt gewezen op de problemen die alleenstaande mannen ondervinden.

De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank stelt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat Nederland erop mag vertrouwen dat Frankrijk zich aan de Europese richtlijnen houdt. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de zorgvuldigheid van de Franse autoriteiten in de behandeling van zijn asielaanvraag.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.4203 en NL24.4204

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Tsjadische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1987. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt dat verweerder er in het bestreden besluit aan voorbij gaat dat de acceptatie van de claim van Frankrijk niet betekent dat de asielaanvraag inhoudelijk in behandeling zal worden genomen. Het is namelijk niet de eerste keer is dat Frankrijk dit voor eiser zou moeten doen. Nederland en Finland gaan zijn aanvraag ook niet inhoudelijk beoordelen. Dit betekent een schending van de rechten van eiser. In Frankrijk zal eiser geen adequate opvang en rechtsbescherming krijgen. Dit onderbouwt eiser met het AIDA rapport over Frankrijk (2022). Problemen doen zich met name voor bij alleenstaande mannen, eiser is een alleenstaande man. Verweerder heeft geen nader onderzoek gedaan en zou de aanvraag op grond van artikel 17 Dublinverordening in behandeling moeten nemen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In Dublinzaken geldt het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Frankrijk dit niet doet.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om anders te oordelen. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat Frankrijk zich ten opzichte van hem niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Met het claimakkoord garandeert Frankrijk dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen en dat de situatie zal worden beoordeeld met toepassing van de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat eiser zich bij voorkomende problemen, in de asielprocedure, in de opvang of anderszins, kan wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) autoriteiten in Frankrijk, dan wel de geëigende instanties en dat niet gebleken is dat de autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. Dat eiser een alleenstaande man is maakt dit niet anders.
5.2
In wat eiser heeft aangevoerd over de opvang en toegang tot de asielprocedure in Frankrijk ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank wijst op de uitspraken van de Afdeling [2] van 2 augustus 2023 [3] en 9 oktober 2023 [4] , waarin het AIDA rapport is betrokken en is geoordeeld dat niet aannemelijk is gemaakt dat er in Frankrijk geen opvang te krijgen is, waarbij is overwogen dat het AIDA rapport geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvang van asielzoekers in Frankrijk dan informatie die de Afdeling in haar eerdere uitspraken heeft betrokken. [5] Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, met een enkele verwijzing naar het AIDA-rapport, niet aannemelijk gemaakt dat in Frankrijk sprake is van ernstige tekortkomingen in de asielprocedure
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen geen aanleiding te zien de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken. Er is geen aanleiding voor de conclusie dat eiser niet mag worden overgedragen aan Frankrijk.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
8. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [6] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
6.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.