ECLI:NL:RBDHA:2024:2780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/09/651275 / FA RK 23-5343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie en beoordeling van draagkracht in familierechtelijke procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 5 maart 2024, is de wijziging van de kinderalimentatie aan de orde. De vader, die onderhoudsplichtig is voor zijn kinderen uit een eerdere relatie, verzoekt de rechtbank om de kinderalimentatie voor zijn kinderen [kind 1] en [kind 2] te wijzigen naar nihil, omdat zijn financiële situatie is verslechterd. De vader ontvangt momenteel een uitkering van het UWV en heeft schulden, waarvoor beslag is gelegd op zijn uitkering. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de vader eerder bewust een hogere alimentatie heeft afgesproken dan zijn draagkracht toeliet. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 februari 2024 zijn beide partijen gehoord, waarbij de vader werd bijgestaan door een waarnemend advocaat.

De rechtbank oordeelt dat er voldoende redenen zijn om de alimentatie opnieuw te berekenen, onder andere door de geboorte van een nieuw kind en de gewijzigde financiële omstandigheden van de vader. De rechtbank concludeert dat de vader niet in staat is om de vastgestelde bijdrage te betalen, en dat het in stand houden van de alimentatie zou leiden tot een onaanvaardbare situatie. De rechtbank wijst het verzoek van de vader toe en stelt de kinderalimentatie voor [kind 1] en [kind 2] met terugwerkende kracht op nihil, ingaande op de datum van indiening van het verzoek, 25 juli 2023. De moeder hoeft eventueel te veel ontvangen alimentatie niet terug te betalen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze uitspraak geldt totdat in een eventueel hoger beroep anders is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familierecht
Zaaknummer: C/09/651275 / FA RK 23-5343
Kinderalimentatie
Beschikking van 5 maart 2024
in de zaak van:
[vader],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. K.N. Holtrop,
e n
[moeder],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.B. Peters.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift van de vader met bijlagen 1 tot en met 3, binnengekomen op 25 juli 2023;
het bericht namens de vader van 31 juli 2023, met als bijlage drie geboorteaktes;
het verweerschrift van de moeder;
het bericht namens de vader van 5 februari 2024, met ongenummerde bijlagen, en;
het bericht namens de moeder van 19 februari 2024, met bijlagen 1 tot en met 8.
1.2.
Het verzoek en verweer zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 29 februari 2024. Hiervan zijn aantekeningen gemaakt. Tijdens deze behandeling zijn via videobellen gehoord:
de vader, bijgestaan door mr. H. Hooijer, waarneemster voor mr. Holtrop, en
de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

2.Waar gaat het over?

Wat staat vast?
2.1.
De vader en de moeder zijn de (juridische) ouders van:
  • [kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2011;
  • [kind 2], geboren op [geboortedag 2] 2013;
  • [kind 3], geboren op [geboortedag 3] 2020.
2.2.
De kinderen staan ingeschreven op het adres van de moeder.
2.3.
In het ouderschapsplan dat de ouders hebben gesloten ten tijde van hun echtscheiding hebben zij afgesproken dat de vader met een bedrag van € 325,- per maand moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] , met ingang van 1 december 2019. Dit ouderschapsplan is opgenomen in de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 8 januari 2020. Als gevolg van de wettelijke indexering bedraagt de kinderalimentatie per 1 januari 2023 € 352,71 per maand en per 1 januari 2024 € 374,58 per maand. [1]
2.4.
De vader heeft daarnaast twee kinderen uit een andere relatie, voor wie hij ook onderhoudsplichtig is:
  • [kind 4], geboren op [geboortedag 4] 2019;
  • [kind 5], geboren op [geboortedag 5] 2022.
Wat ligt voor?
2.5.
De vader verzoekt de rechtbank om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de bijdrage voor [kind 1] en [kind 2] te wijzigen met ingang van de datum van indiening van zijn verzoekschrift naar nihil (€ 0,- per maand).
2.6.
Volgens hem zijn de omstandigheden gewijzigd en kan hij de bijdrage niet meer betalen. Hij ontvangt inmiddels een uitkering van het UWV. Ook is hij onderhoudsplichtig geworden voor [kind 3] , [kind 4] en [kind 5] . Tot slot heeft hij schulden waarop hij moet aflossen en waarvoor beslag is gelegd op zijn uitkering.
2.7.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij wil dat de vader niet-ontvankelijk wordt verklaard in het verzoek of dat het verzoek wordt afgewezen. Zij wijst er op dat [kind 4] al is geboren voordat de bijdragen voor [kind 1] en [kind 2] is bepaald. Ook zou de vader destijds bewust een hoger bedrag aan kinderalimentatie hebben afgesproken dan zijn draagkracht toeliet in verband met de schulden die de moeder voor haar rekening zou nemen. In een dergelijk geval is een wijziging van omstandigheden onvoldoende om de kinderalimentatie te herberekenen, maar kan alleen bij een zeer ingrijpende wijziging van omstandigheden een aanpassing van alimentatie plaatsvinden. Ook vindt zij dat de vader onvoldoende stelt over wat hij voor [kind 4] en [kind 5] zou moeten bijdragen. Er zou daarbij ook gekeken moeten worden naar wat hun moeder kan bijdragen en daar geeft de vader geen inzage in. De schulden die de vader noemt, acht de moeder vermijdbaar en/of verwijtbaar. Het zijn ofwel boetes vanwege verkeersovertredingen of incassokosten vanwege te late betalingen. Tot slot acht de moeder het opmerkelijk dat de vader ondanks dat hij geen draagkracht zou hebben voor kinderalimentatie, wel op vakantie kan naar Suriname.

3.De beoordeling

conclusie
3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de vader toewijzen en dus de kinderalimentatie voor [kind 1] en [kind 2] met ingang van 25 juli 2023 op nihil stellen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de moeder eventueel te veel ontvangen kinderalimentatie niet hoeft terug te betalen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt, zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
reden voor de wijziging
3.2.
De rechtbank ziet hier voldoende reden om de alimentatie opnieuw te berekenen. Na het sluiten van het ouderschapsplan is namelijk [kind 5] geboren, voor wie de vader ook onderhoudsplichtig is. Daarnaast heeft hij inmiddels een ZW-uitkering waar ook beslag op is gelegd. Dat zijn voldoende redenen om tot een herbeoordeling te komen.
3.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat weliswaar uit artikel 7.2 van het ouderschapsplan blijkt dat de ouders bewust afgeweken van de wettelijke normen, maar toch geldt hier niet een strengere maatstaf voor een wijziging van de bijdrage. De vader is namelijk ook onderhoudsplichtig is voor kinderen uit een andere relatie, [kind 5] en [kind 4] . Als de vader dan wordt gehouden aan de afwijkende afspraken, zou dat in strijd zijn met de regel dat ook rekening moet worden gehouden met de onderhoudsplicht van de vader voor andere kinderen. [2] Overigens zou ook als de strengere maatstaf voor een wijziging wordt toegepast de rechter hier tot een wijziging komen. Zoals hierna aan de orde komt, zou de vader namelijk door het beslag op zijn uitkering in een onaanvaardbare situatie terechtkomen als de kinderalimentatie in stand zou blijven.
behoefte [kind 1] en [kind 2]
3.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kinderen nog steeds behoefte hebben aan een bijdrage, zoals deze was bepaald in het ouderschapsplan. Dit komt neer op een bedrag van € 204,- per kind per maand in 2018. Na correctie voor de inflatie (indexering) is dat per 1 januari 2023 € 231,46 per kind per maand en per 1 januari 2024 € 245,81. [3]
draagkracht van de moeder
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder geen draagkracht heeft om een deel van de kosten van de kinderen te dragen. Zij heeft een inkomen uit loondienst dat wordt aangevuld met een uitkering volgens de Participatiewet (bijstandsuitkering). In een dergelijk geval beveelt de Expertgroep Alimentatie aan om geen draagkracht aan te nemen bij de verzorgende ouder. Als de rechter dat namelijk zou doen, zou dat ertoe kunnen leiden dat de gemeente voor een deel van de kosten van het kind opdraait, terwijl de ouders als eerste financieel verantwoordelijk zijn voor hun kinderen. De rechtbank volgt deze aanbeveling van de Expertgroep.
draagkracht van de vader
3.6.
De rechtbank acht ook de vader niet in staat om een bijdrage te leveren in de kosten van de kinderen. Zijn inkomen is beperkt, aangezien hij vanaf 31 mei 2023 een ZW-uitkering ontvangt van € 2.123,67 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). Dat blijkt uit de uitkeringsspecificaties die hij heeft overgelegd. Dat leidt tot een netto besteedbaar inkomen van € 1.581,- per maand. [4] Volgens de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie zou daarbij in beginsel een draagkracht van € 50,- per maand passen, maar de rechtbank ziet reden om daarvan af te wijken. De vader heeft namelijk een aantal schulden waarop hij dient af te lossen. Weliswaar kan een deel van die schulden aan hem verweten worden, zoals de boetes van het CJIB, maar er is beslag gelegd op zijn uitkering voor die schulden. Dat beslag is gelegd tot aan de zogenoemde ‘beslagvrije voet’. Dat wil zeggen dat de vader al het absolute minimum overhoudt om van te leven. Als de vader daar bovenop nog een bedrag aan kinderalimentatie moet (blijven) betalen, dan lopen daarmee zijn schulden alleen maar verder op. Dat acht de rechtbank een onaanvaardbare situatie. Gezien de hoogte van de schulden van de vader zal dat beslag ook nog een tijd voortduren, zodat de rechtbank geen andere optie ziet dan de kinderalimentatie op nihil te stellen.
3.7.
De moeder heeft nog aangevoerd dat de vader een schadevergoeding zal ontvangen, omdat hij (net als de moeder) gedupeerd is door de toeslagenaffaire. Op dit moment is echter nog onduidelijk wanneer de vader die tegemoetkoming zal ontvangen, hoe hoog dat bedrag zal zijn en of dat voldoende zal zijn om zijn schulden mee af te lossen.
3.8.
Verder gaat de rechtbank voorbij aan het argument van de moeder dat de vader pas nog op vakantie is geweest in Suriname. Hoewel dat op het eerste gezicht moeilijk te rijmen is met de stelling van de vader dat hij geen geld heeft, heeft de vader dat voldoende verklaard door te benoemen dat zijn vader die reis voor hem had betaald, zodat hij ook zijn (meerderjarige) kinderen in Suriname kon bezoeken en de uitvaart van zijn oom kon bijwonen.
ingangsdatum
3.9.
De rechtbank zal de kinderalimentatie wijzigen per datum van indiening van het verzoek, te weten 25 juli 2023. Zoals hiervoor aan de orde is gekomen, heeft de vader namelijk al een tijdlang geen draagkracht om de vastgestelde bijdrage te betalen. Bij de indiening van zijn verzoek heeft de vader ook inzage gegeven in zijn financiële situatie, zodat voor de moeder ook duidelijk kon zijn dat hij niet meer in staat was de kinderalimentatie te betalen. Voor de moeder zijn de gevolgen van een wijziging met terugwerkende kracht ook te overzien. De vader betaalt de kinderalimentatie al een tijdlang niet, zodat er ook geen terugbetalingsverplichting voor de moeder ontstaat. Voor zover er toch via het LBIO bedragen geïnd zouden zijn over de periode van 25 juli 2023 tot en met nu, zal de rechtbank voor alle zekerheid bepalen dat de moeder niet verplicht is eventueel te veel ontvangen kinderalimentatie terug te betalen.
uitvoerbaar bij voorraad
3.10.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat deze uitspraak geldt, totdat in een eventueel hoger beroep anders is beslist.
proceskosten
3.11.
De vader en de moeder moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor [kind 1] en [kind 2] , zoals die was vastgelegd in het tussen partijen getekende convenant en ouderschapsplan dat is opgenomen in de beschikking van deze rechtbank van 8 januari 2020, en stelt deze kinderalimentatie vanaf 25 juli 2023 op nihil (€ 0,- per maand);
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat de vader en de moeder allebei hun eigen proceskosten moeten betalen.
Dit is de beslissing van rechter mr. W.J. van den Bergh, tot stand gekomen in samenwerking met mr. J.A.M.H. de Wit, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof in Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Bijlagen:
Indexering kinderalimentatie
Indexering behoefte
Draagkracht van de vader
Bijlage 1: indexering kinderalimentatie
Bijlage 2: indexering behoefte
Bijlage 3: draagkracht van de vader

Voetnoten

1.Bijlage 1: indexering kinderalimentatie
2.Hoge Raad 19 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:422, r.o. 3.4.
3.Bijlage 2: indexering behoefte
4.Bijlage 3: draagkracht van de vader