In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 februari 2024 uitspraak gedaan over twee verzoeken met betrekking tot de minderjarige [minderjarige]. Het eerste verzoek, dat betrekking had op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, wordt niet langer gehandhaafd. Het tweede verzoek, dat om een machtiging tot uithuisplaatsing vraagt, wordt toegewezen. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder heeft te maken met verslavingsproblematiek en er is geen contact meer tussen haar en de minderjarige na een incident tijdens de kerst. De minderjarige ontwikkelt zich goed bij de pleegouders, en de kinderrechter acht het noodzakelijk dat zij daar blijft wonen.
De procedure begon met een eerdere beschikking op 1 december 2023, waarin een tijdelijke machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2024 waren de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling en de advocaat van de moeder aanwezig, maar de moeder en de pleegouders waren niet verschenen. De kinderrechter heeft de minderjarige om haar mening gevraagd, en deze is samengevat tijdens de zitting. De kinderrechter heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming.
De kinderrechter concludeert dat de moeder momenteel niet in staat is om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen, en dat het in het belang van de minderjarige is om bij de pleegouders te blijven wonen. De kinderrechter wijst het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing toe, met de mogelijkheid tot contactherstel tussen de moeder en de minderjarige, mits dit op een veilige manier kan gebeuren.