ECLI:NL:RBDHA:2024:2753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/09656477 / C/09/660066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 februari 2024 uitspraak gedaan over twee verzoeken met betrekking tot de minderjarige [minderjarige]. Het eerste verzoek, dat betrekking had op de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, wordt niet langer gehandhaafd. Het tweede verzoek, dat om een machtiging tot uithuisplaatsing vraagt, wordt toegewezen. De kinderrechter oordeelt dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, gezien de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder heeft te maken met verslavingsproblematiek en er is geen contact meer tussen haar en de minderjarige na een incident tijdens de kerst. De minderjarige ontwikkelt zich goed bij de pleegouders, en de kinderrechter acht het noodzakelijk dat zij daar blijft wonen.

De procedure begon met een eerdere beschikking op 1 december 2023, waarin een tijdelijke machtiging tot uithuisplaatsing werd verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2024 waren de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling en de advocaat van de moeder aanwezig, maar de moeder en de pleegouders waren niet verschenen. De kinderrechter heeft de minderjarige om haar mening gevraagd, en deze is samengevat tijdens de zitting. De kinderrechter heeft de relevante stukken in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming.

De kinderrechter concludeert dat de moeder momenteel niet in staat is om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen, en dat het in het belang van de minderjarige is om bij de pleegouders te blijven wonen. De kinderrechter wijst het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing toe, met de mogelijkheid tot contactherstel tussen de moeder en de minderjarige, mits dit op een veilige manier kan gebeuren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656477 / JE RK 23-2229 en C/09/660066 / JE RK 24-103
Datum uitspraak: 16 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter
I. Niets meer te beslissen ten aanzien van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
II. Machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N.F.M. van Osta te Den Haag,
[pleegvader],
hierna te noemen: de pleegvader,
en
[pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder,
hierna tezamen te noemen: de pleegouders,
beiden wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 1 december 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van één maand, te weten tot 1 januari 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling, waaronder nu ook:
  • de beschikking van 1 december 2023;
  • de herstelbeschikking van 17 januari 2024;
  • verzoekschrift II met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 januari 2024;
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, d.d. 20 december 2023;
  • het e-mailbericht van de pleegouders van 6 februari 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] , vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder.
De moeder en de pleegouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder en de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft de kinderrechter een e-mail gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 1 december 2023.

3.De verzoeken

3.1.
Verzoek I strekt tot verlenging van de machtiging om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling desgevraagd verklaard dat verzoek I niet langer wordt gehandhaafd.
3.2.
Verzoek II strekt tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.3.
De gecertificeerde instelling heeft verzoek II als volgt gemotiveerd. [minderjarige] woont sinds 1 december 2020 bij een netwerkpleeggezin, te weten bij haar halfbroer en schoonzus. Het is noodzakelijk dat [minderjarige] bij de pleegouders blijft wonen. De moeder is recent weer teruggevallen in negatieve, oude patronen. Afgelopen kerst zou [minderjarige] bij de moeder zijn, maar zij trof haar moeder dronken aan en [minderjarige] is toen gelijk teruggegaan naar de pleegouders. Voor [minderjarige] was het zien van haar moeder in dronken toestand een herbeleving van haar trauma’s. Op dit moment heeft [minderjarige] het contact met de moeder verbroken. Zij is erg wantrouwend en stelt als voorwaarde aan de moeder dat zij geen alcohol meer gebruikt en behandeling volgt. Bij de pleegouders gaat het overwegend goed met [minderjarige] . Wel is zij behoorlijk aan het puberen. De behandeling van [minderjarige] bij praktijk Dialoog is gestopt, omdat zij aan hun plafond zaten wat betreft de behandeling. [minderjarige] gaat binnenkort starten bij de [instelling] voor EMDR-behandeling. De gecertificeerde instelling wil de komende tijd werken aan contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder. Dit moet echter wel op een veilige manier gerealiseerd worden. Daartoe zal de jeugdbeschermer met [minderjarige] en de moeder in gesprek gaan. Gelet op de zorgen die er nog steeds zijn over de moeder, meent de gecertificeerde instelling dat een terugplaatsing bij de moeder niet aan de orde is.
4.
De standpunten
4.1.
Namens de moeder is ingestemd met het verzochte. Hoewel de moeder blijft hopen dat [minderjarige] weer thuis komt wonen, accepteert de moeder de uithuisplaatsing bij de pleegouders. Zij realiseert zich dat zij [minderjarige] op dit moment geen veiligheid en stabiliteit kan bieden. De moeder betreurt het incident tijdens de kerstdagen en wil graag weer contact met [minderjarige] . De verstandhouding tussen de moeder en de pleegmoeder is echter verstoord, wat het contact met [minderjarige] ook bemoeilijkt. Volgens de moeder zou het daarom helpend zijn als de gecertificeerde instelling meer regie neemt in de communicatie tussen de moeder en de pleegmoeder.
4.2.
Uit het e-mailbericht van 6 februari 2024 blijkt dat de pleegouders instemmen met het verzochte. Volgens de pleegouders is de moeder instabiel en blijft zij terugvallen in oude gewoontes. De pleegouders vinden het wel belangrijk dat er wordt gewerkt aan contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] .

5.De beoordeling

Verzoek I

5.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft het eerder ingediende verzoek tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet. De kinderrechter constateert dan ook dat zij ten aanzien van verzoek I geen beslissing meer hoeft te nemen.
Verzoek II
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Daartoe overweegt zij dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder kampt met eigen (verslavings)problematiek, waardoor zij niet in staat is om [minderjarige] veiligheid en stabiliteit te bieden. [minderjarige] verblijft inmiddels al geruime tijd bij de pleegouders. [minderjarige] ontwikkelt zich daar goed en dat is positief. Het is wel belangrijk dat [minderjarige] hulp krijgt om de ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden een plek te geven. Ter zitting is gebleken dat zij binnenkort kan starten met EMDR-behandeling bij de [instelling] . Daarnaast is het belangrijk dat er de komende tijd aandacht is voor contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] . Sinds het incident van afgelopen kerst is er namelijk geen contact meer geweest tussen [minderjarige] en de moeder. [minderjarige] wil alleen contact met de moeder als zij geen alcohol gebruikt en in behandeling gaat. De komende tijd moet er gekeken worden hoe het contact op een veilige en voor [minderjarige] fijne manier vormgegeven kan worden. Aangezien de moeder niet in staat is om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen, vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat [minderjarige] bij de pleegouders blijft wonen. De kinderrechter wijst het verzoek, waartegen geen verweer is gevoerd, daarom toe als verzocht.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt vast dat er niets meer te beslissen is ten aanzien van het aangehouden verzoek tot de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing (
C/09/656477 / JE RK 23-2229);
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 16 februari 2024 tot 1 juni 2024 (
C/09/660066 / JE RK 24-103);
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024 door mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van N.M.E. Henke als griffier, en op schrift gesteld op 4 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.