ECLI:NL:RBDHA:2024:2744
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit houder, op 9 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 21 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing en heeft op 9 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat zij geen zitting nodig achtte en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 9 oktober 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 9 april 2023 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, omdat er sprake was van een grote instroom van asielaanvragen. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was.
Aangezien de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de ingebrekestelling prematuur was. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12 van de Awb. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.