Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een voorlopige voorziening hebben aangevraagd om ontruiming van hun woning door Stichting Staedion te voorkomen. De verzoekers, die in financiële problemen verkeren, hebben de rechtbank verzocht om de ontruiming voor zes maanden te verbieden, zodat zij de gelegenheid hebben om een minnelijk traject voor hun schulden af te ronden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien de ontruiming was aangekondigd voor 29 februari 2024. De verzoekers hebben op 26 februari 2024 een verzoek ingediend op basis van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw) en hebben ook een WSNP-verzoek ingediend. De rechtbank heeft in een tussenbeschikking op 26 februari 2024 al bepaald dat Staedion de woning niet mocht ontruimen totdat er een eindbeslissing was genomen.
Tijdens de zitting op 1 maart 2024 is het verzoek behandeld, waarbij zowel de verzoekers als de gemachtigde van Staedion aanwezig waren. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de belangen van de verzoekers zwaarder wegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in staat zijn om de lopende huurtermijnen te voldoen, mede door de Wajong-uitkering van verzoeker 2 en de inkomsten van verzoeker 1 als zzp’er. De rechtbank heeft daarom besloten om de voorlopige voorziening voor zes maanden toe te wijzen, zodat verzoekers de kans krijgen om hun financiële situatie te stabiliseren en een regeling met hun schuldeisers te treffen. De beslissing is genomen door rechter D. de Loor, in samenwerking met griffier C. Groesbeek, en is openbaar uitgesproken op 4 maart 2024.