ECLI:NL:RBDHA:2024:2743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/09/662046 / FT RK 24/169, C/09/662048 / FT RK 24/171
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in huurkwestie met betrekking tot ontruiming en schuldenregeling

Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak waarin verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een voorlopige voorziening hebben aangevraagd om ontruiming van hun woning door Stichting Staedion te voorkomen. De verzoekers, die in financiële problemen verkeren, hebben de rechtbank verzocht om de ontruiming voor zes maanden te verbieden, zodat zij de gelegenheid hebben om een minnelijk traject voor hun schulden af te ronden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien de ontruiming was aangekondigd voor 29 februari 2024. De verzoekers hebben op 26 februari 2024 een verzoek ingediend op basis van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw) en hebben ook een WSNP-verzoek ingediend. De rechtbank heeft in een tussenbeschikking op 26 februari 2024 al bepaald dat Staedion de woning niet mocht ontruimen totdat er een eindbeslissing was genomen.

Tijdens de zitting op 1 maart 2024 is het verzoek behandeld, waarbij zowel de verzoekers als de gemachtigde van Staedion aanwezig waren. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de belangen van de verzoekers zwaarder wegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in staat zijn om de lopende huurtermijnen te voldoen, mede door de Wajong-uitkering van verzoeker 2 en de inkomsten van verzoeker 1 als zzp’er. De rechtbank heeft daarom besloten om de voorlopige voorziening voor zes maanden toe te wijzen, zodat verzoekers de kans krijgen om hun financiële situatie te stabiliseren en een regeling met hun schuldeisers te treffen. De beslissing is genomen door rechter D. de Loor, in samenwerking met griffier C. Groesbeek, en is openbaar uitgesproken op 4 maart 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/662046 / FT RK 24/169, C/09/662048 / FT RK 24/171
beschikking op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet van 4 maart 2024

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verzoekers,
advocaat: mr. J. Pearson,
tegen
stichting Stichting Staedion,
gevestigd te Den Haag,
hierna: Staedion,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders.
Waar deze zaak over gaat
Op 29 februari 2024 wilde Staedion de woning van verzoekers ontruimen. Hierdoor is voor verzoekers een bedreigende situatie ontstaan. Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming van hun woning voor zes maanden wordt verboden. Verzoekers zijn daardoor in de gelegenheid om het minnelijk traject af te ronden. De rechtbank wijst het verzoek toe en legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt informatie over het verloop van de procedure tot nu toe.

1.De procedure

1.1.
Op 26 februari 2024 hebben verzoekers gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij hebben verzoekers ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
Het verzoek houdt in dat Staedion wordt verboden om de woning aan het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] te ontruimen. Verzoekers huren deze woning van Staedion. De ontruiming stond gepland op 29 februari 2024.
1.3.
De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking van 26 februari 2024 Staedion verboden de woning te ontruimen totdat op het verzoek van verzoekers een eindbeslissing is genomen.
1.4.
Mr. J.J.F. de Geus, gemachtigde van Flanderijn Gerechtsdeurwaarders, heeft op 28 februari 2024 namens Staedion schriftelijk verweer ingediend.
1.5.
De advocaat van verzoekers heeft de rechtbank op 29 februari 2024 aanvullende stukken toegezonden.
1.6.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 1 maart 2024. Op deze zitting verschenen:
- de heer [verzoeker 1] ,
- mevrouw [verzoeker 2] ,
- de heer mr. J. Pearson,
- de heer mr. J.J.F. de Geus.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoekers stellen, samengevat, dat Staedion hun woning wil ontruimen en dat hierdoor voor hen een bedreigende situatie is ontstaan. Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming voor zes maanden wordt verboden. Verzoekers zullen daardoor in de gelegenheid worden gesteld om het minnelijk traject af te ronden.
2.2.
Staedion heeft schriftelijk verweerd gevoerd en dit ter zitting mondeling toegelicht. De rechtbank zal de punten uit dit verweer, voor zover relevant, in de beoordeling behandelen.

3.De beoordeling

Het doel van de voorlopige voorziening

3.1.
Bij een gedwongen ontruiming, de beëindiging van de levering van gas, water en/of elektriciteit, of de opzegging of ontbinding van een zorgverzekering, is sprake van een bedreigende situatie. De wet biedt in die gevallen de mogelijkheid om die bedreiging tijdelijk op te schorten, zodat verzoekers in staat zijn het minnelijke traject voort te zetten. Zij kunnen dan met hun schuldeisers een regeling voor hun schulden proberen te bereiken en worden in die periode dan niet gehinderd door (executie)maatregelen. Voorwaarde is wel dat is gestart met het minnelijk traject.
Is sprake van een bedreigende situatie?
3.2.
De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is van een bedreigende situatie. De woningontruiming was namelijk aangezegd tegen 29 februari 2024.
3.3.
Met het minnelijk traject is een start gemaakt. Schuldhulpverlener Zuidweg & Partners heeft samen met verzoekers een plan van aanpak opgesteld en zal onderzoeken of het mogelijk is om de schuldeisers een buitengerechtelijke schuldregeling aan te bieden. Het schuldhulpverleningstraject bevindt zich in een beginstadium.
Worden de lopende termijnen betaald?
3.4.
Om het verzoek tot een voorlopige voorziening te kunnen toewijzen, is nodig dat de lopende huurtermijnen op tijd worden voldaan. Dat volgt uit de wet (artikel 287b lid 4 Fw juncto artikel 305 lid 2 Fw).
3.5.
Uit de stukken blijkt en/of op zitting is besproken dat op 23 februari 2024 de huur voor de maand maart 2024 is voldaan en dat betaling van de daaropvolgende maanden ervan voldoende is gegarandeerd. Aan mevrouw [verzoeker 2] is een Wajong-uitkering toegekend en de heer [verzoeker 1] ontvangt inkomsten uit zijn onderneming. Hoewel de heer [verzoeker 1] als zzp’er werkt en op dit moment slechts een opdrachtgever heeft, is dat volgens hem geen risico. Zijn opdrachtgever heeft voldoende werk en hij is een ervaren monteur, die gewild is vanwege de schaarste op de huidige arbeidsmarkt. Binnen een dag kan hij opdrachten van andere klanten aannemen, waardoor hij niet zonder werk komt te zitten. Verder heeft Staedion gevraagd of de maandelijkse huur – gelet op het verleden en de ontstane achterstand – niet te hoog is voor verzoekers, maar dat is de rechtbank niet gebleken. Uit een budgetscan van de gemeente Den Haag blijkt namelijk dat de gezamenlijke inkomsten van verzoekers hoog genoeg zijn om de lopende huurtermijnen en andere (vaste) lasten te kunnen voldoen. De rechtbank is, gelet op deze omstandigheden, van oordeel dat betaling van de volgende huurtermijnen voldoende is gegarandeerd.
Belangenafweging
3.6.
Nu is voldaan aan de voorwaarden waaronder het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden toegewezen, dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de belangen van verzoekers en die van Staedion.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen van verzoekers in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van Staedion. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
3.8.
De belangen van verzoekers bij het kunnen beschikken over woonruimte spreken voor zich. Verzoekers hebben belang bij het behoud van de woning, niet alleen om te kunnen beschikken over onderdak voor henzelf en hun twee minderjarige kinderen, maar ook om vanuit een stabiele woonsituatie verder aan een oplossing voor hun schulden te werken.
3.9.
Namens Staedion is aangevoerd dat de huurovereenkomst inging op 8 november 2022 en dat direct al sprake was van betalingsproblemen. Staedion heeft al het mogelijke gedaan om de huurachterstand klein en beheersbaar te houden. Dit is mislukt door verzoekers, aldus Staedion. Een getroffen betalingsregeling voor de huurachterstand werd niet nagekomen door verzoekers en enkele maanden later – na het inschakelen van Over Rood – betaalden verzoekers ondanks toezegging de lopende huur niet. De hulpverlening van Over Rood is gestopt, omdat de boekhouder van de heer [verzoeker 1] weigerde inzicht te geven in de financiën van de heer [verzoeker 1] . De huurachterstand is toegenomen tot ongeveer 12 maandhuren. Ten slotte is op de zitting namens Staedion verklaard dat zij gaat akkoord met de verzochte voorlopige voorziening, mits de ontruiming voor maximaal twee maanden wordt verboden.
3.10.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Het belang van Staedion om haar vordering betaald te krijgen en niet verder te laten oplopen, spreekt voor zich. Dit belang wordt door toewijzing van het verzoek echter niet geschaad. In de eerste plaats is voldoende gegarandeerd dat de vordering van Staedion niet verder oploopt. Daarbij weegt mee dat verzoekers zich er bewust van zijn dat dit hun laatste kans is. Zij weten dat zij de lopende huurtermijnen zullen moeten voldoen. Indien dat niet gebeurt, dan hangt een ontruiming van hun woning boven hun hoofd. In de tweede plaats beseffen verzoekers zich nu ook dat zij hulp nodig hebben. Zij aanvaarden alle geboden hulp, waaronder een boekhouder voor de onderneming van de heer [verzoeker 1] en een budgetbeheerder voor hun (zakelijke) financiën. Het budgetbeheer kan binnen een à twee weken zijn opgestart. Ook hierin ligt een waarborg voor Staedion. Ten slotte is ook Staedion gebaat bij een geslaagde minnelijke regeling en die is alleen mogelijk in (voldoende) stabiele, niet bedreigende omstandigheden. De toewijzing van de voorziening voor twee maanden biedt Staedion niet meer zekerheid dan een voorziening voor zes maanden. De voorziening zal immers al vervallen zodra de lopende huurtermijnen niet (meer) worden betaald.
3.11.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen. Daarmee wordt verzoekers de gelegenheid geboden om het minnelijke traject voort te zetten met als doel om met hun schuldeisers, waaronder Staedion, een regeling voor de schulden te bereiken en/of het minnelijke traject af te ronden.
3.12.
Verzoekers hebben ook een WSNP-verzoek ingediend. Op het WSNP-verzoek kan nog niet worden beslist, omdat het minnelijke traject nog niet is afgerond. De wet schrijft voor dat de schuldhulpverlener uiterlijk vier weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt aan de rechtbank (artikel 287b lid 6 Fw). Na ontvangst van dit verslag en een compleet WSNP-verzoek zal de behandeling van dat verzoek worden ingepland.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • verbiedt Stichting Staedion tot ontruiming van de woning van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] op het adres [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] over te gaan;
  • bepaalt dat deze voorziening slechts geldt onder de voorwaarde dat
  • bepaalt dat deze voorziening geldt totdat de uitspraak op het WSNP-verzoek in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken;
- bepaalt dat de voorziening in ieder geval vervalt na verloop van
zes maanden;
- bepaalt dat uiterlijk vier weken voor voornoemde datum door de schuldhulpverlener verslag zal worden uitgebracht als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw.
Dit is een beslissing van mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2024.