ECLI:NL:RBDHA:2024:2738
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit hebbende, op 15 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 21 juli 2023 in gebreke gesteld en vervolgens op 9 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens stelt artikel 6:12 van de Awb dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De wettelijke beslistermijn voor de staatssecretaris om te beslissen op de aanvraag van eiser eindigde op 15 februari 2023. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd, wat betekent dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 21 juli 2023 prematuur is ingediend, waardoor het beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.