ECLI:NL:RBDHA:2024:268
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een mvv in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 23 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 8 januari 2024 uitspraak gedaan. Eiseres had haar aanvraag op 16 november 2022 ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen beslist. De termijn is met drie maanden verlengd, maar ook daarna is er geen besluit genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 6 juni 2023 in gebreke gesteld, waarna zij meer dan twee weken later beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris in gebreke is gebleven en heeft op grond van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van vier weken opgelegd waarbinnen een besluit moet worden genomen. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet-tijdig nemen van een besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.