ECLI:NL:RBDHA:2024:267

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.17489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiseres op 15 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres heeft op 30 juni 2023 de gronden bij haar beroep ingediend, waarna verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, een verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank constateert dat eiseres tijdig de beroepsgronden heeft ingediend, waardoor het primaire standpunt van verweerder niet slaagt. Eiseres had haar aanvraag op 10 oktober 2022 ingediend, en verweerder had op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn was met drie maanden verlengd, maar is verstreken zonder dat een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 4 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld.

De rechtbank legt verweerder op om binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en dat hij een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet-tijdig nemen van een besluit, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, evenals de vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 184.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17489

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: S. Günes).

Procesverloop

Eiseres heeft op 15 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag
tot verlening van een mvv [1] in het kader van nareis. Op 30 juni 2023 heeft zij de gronden bij haar beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank constateert dat eiseres op 30 juni 2023, binnen de daarvoor gestelde termijn, de beroepsgronden heeft ingediend. Het primaire standpunt van verweerder slaagt derhalve niet.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 10 oktober 2022. Verweerder had op grond
van artikel 2u, eerste lid, van de Vw [3] uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is verstreken zonder dat een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 4 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
5. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [4] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen. De rechtbank hanteert daarbij de
uitgangspunten zoals geformuleerd in de eerder genoemde uitspraak van zittingsplaats
Arnhem.
6. In dit geval heeft verweerder in het verweerschrift aangegeven dat hij voornemens is
om aan eiseres herstel verzuim te bieden en eiseres en/of referent uit te nodigen voor een gehoor. Verweerder heeft daarom in zijn verweerschrift van 3 juli 2023 verzocht om een beslistermijn van twintig weken om een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank acht deze termijn op zich redelijk, maar houdt anderzijds ook rekening met de inmiddels verstreken tijd sindsdien. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder thans binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
7. Eiseres verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
8. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500.
9. Het beroep is kennelijk gegrond. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de
rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande
uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en
vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig
nemen van een besluit. Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak
alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag ten behoeve van eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen
voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eiseres van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 (veertienhonderdtweeënveertig euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50
(vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
- bepaalt dat de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Vreemdelingenwet 2000.