ECLI:NL:RBDHA:2024:2630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
NL24.2568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Denemarken onder Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, haar asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres had eerder in Denemarken asiel aangevraagd, maar haar aanvraag was afgewezen. Eiseres stelde dat er een fundamenteel verschil was in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Denemarken, en vreesde voor indirect refoulement bij terugkeer naar Denemarken.

De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 22 februari 2024, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak had geoordeeld dat er geen evident en fundamenteel verschil meer was tussen het Deense en het Nederlandse beschermingsbeleid voor Syriërs. Eiseres had niet onderbouwd dat haar situatie anders was dan die van andere Syriërs die teruggestuurd worden naar Denemarken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich terecht had gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagde.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de staatssecretaris werd bevestigd. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2568

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Kurdi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Zij heeft op 16 september 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Denemarken verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiseres op 4 november 2021 in Denemarken een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 25 oktober 2023 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [2] Op 1 november 2023 hebben de autoriteiten van Denemarken dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiseres voert aan dat er een verschil is in beschermingsbeleid tussen Nederland en Denemarken in het geval van vluchtelingen uit Syrië. Eiseres heeft in Denemarken asiel aangevraagd, maar haar aanvraag is afgewezen. Zij stelt dat de daartegen ingestelde rechtsmiddelen niet tot verblijf in Denemarken hebben geleid en haar is aangezegd Denemarken te verlaten. Eiseres heeft geen recht op opvang, verstrekkingen of voorzieningen en om die reden verschilt haar situatie van die in de uitspraak van de Afdeling [3] van 6 september 2023. [4] Eiseres vreest bij terugkeer naar Denemarken voor indirect refoulement.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielaanvraag. In geschil is of terugkeer naar Denemarken in strijd is met het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
5. De rechtbank overweegt dat de Afdeling in de uitspraak van 6 september 2023 expliciet heeft geoordeeld dat niet langer sprake is van een evident en fundamenteel verschil tussen het Deense en het Nederlandse beschermingsbeleid voor Syriërs en dat vreemdelingen gelet daarop geen reëel risico meer lopen op (direct of) indirect refoulement bij terugkeer naar Denemarken. Uit deze uitspraak volgt derhalve dat ook in deze zaak van eiseres ten aanzien van Denemarken kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres heeft niet onderbouwd dat dat in haar geval anders is.
6. De beroepsgrond van eiseres dat zij in Denemarken geen recht heeft op opvang en verstrekkingen, dan wel in een deportatiecentrum zal moeten verblijven, heeft zij niet onderbouwd. Bovendien heeft eiseres verklaard dat zij bij haar echtgenoot verbleef in Denemarken. Verder zijn de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn, de Procedurerichtlijn en de Terugkeerrichtlijn ook van toepassing op de asiel- en bewaringsprocedures in Denemarken. Wanneer Denemarken zich niet zou houden aan deze richtlijnen, is het aan eiseres om hierover te klagen bij de Deense autoriteiten. Nergens blijkt uit dat voor eiseres die mogelijkheid niet bestaat.
7. Ter zitting heeft eiseres nog verwezen naar online berichten waaruit zou blijken dat, anders dan in de Afdelingsuitspraak van 6 september 2023, Denemarken wel degelijk Syriërs zou uitzetten naar Denemarken. Deze berichten zijn evenwel niet overgelegd noch heeft eiseres de data en vindplaatsen daarvan kenbaar gemaakt, zodat reeds hierom deze beroepsgrond niet slaagt. Bovendien heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie onlangs geoordeeld dat - kort gezegd - een rechter bij een overdrachtsbesluit niet mag toetsen of indirect refoulement aannemelijk is wanneer deze rechter niet vaststelt dat er in de aangezochte lidstaat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken. [5] Nu verweerder heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Denemarken, zal de rechtbank daarom niet meer op deze beroepsgrond ingaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde
publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie de uitspraak van 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934, punt 129 tot en met punt 152.)