ECLI:NL:RBDHA:2024:263
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een mvv in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 19 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres had haar aanvraag op 9 augustus 2022 ingediend, en de staatssecretaris had op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn was met drie maanden verlengd, maar de termijn was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 1 juni 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist en legt op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn van twee weken op voor het nemen van een besluit. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor de rechtbank een langere termijn van vier weken heeft opgelegd, zoals verzocht door de staatssecretaris in zijn verweerschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, waardoor de staatssecretaris aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet-tijdig nemen van een besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris tot betaling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.