ECLI:NL:RBDHA:2024:2622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
NL24.5484
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Suriname

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 december 2023. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 20 februari 2024 gesloten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het eerdere onderzoek op 16 januari 2024. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Suriname is, omdat er nog geen laissez-passer is afgegeven en dat verweerder niet voortvarend handelt. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er voldoende zicht op uitzetting bestaat, aangezien de Surinaamse autoriteiten de nationaliteit van eiser hebben bevestigd en er contacten zijn geweest over de afgifte van de noodzakelijke documenten.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5484

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 20 februari 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Surinaamse nationaliteit te hebben.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats [1] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 16 januari 2024.
3. Als een beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond is verklaard, kan de rechtbank in een vervolgberoep tegen het voortduren van de maatregel zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. [2] Gelet op de inhoud van het digitale dossier acht de rechtbank zich in dit geval voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. Eiser heeft zijn verzoek aan de rechtbank om gehoord te worden op een zitting niet met concrete of feiten of omstandigheden toegelicht. De rechtbank ziet daarom geen reden voor een mondelinge behandeling van het vervolgberoep.
4. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
5. Eiser voert met een beroep op artikel 5, vierde lid van het EVRM [3] aan dat hij kennis moet kunnen nemen van het bericht van de Surinaamse autoriteiten dat zijn Surinaamse nationaliteit is bevestigd. Hij betwist dat recent zijn Surinaamse nationaliteit is vastgesteld. Hij stelt dat geen reëel zicht bestaat op uitzetting naar Suriname, omdat er nog geen lp [4] is verstrekt en daarvoor nog aanvullende stappen nodig zijn. Daarbij meent eiser dat verweerder niet voldoende voortvarend handelt in de voorbereiding van het vertrek van eiser omdat onvoldoende inspanningen zijn verricht om de autoriteiten van Suriname ertoe te bewegen om zo spoedig mogelijk een lp af te geven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Op grond van artikel 5, vierde lid, van het EVRM heeft eiser recht op een spoedig rechterlijk oordeel over de rechtmatigheid van de maatregel. In dit geval dient de rechtbank daarbij onder meer ambtshalve te beoordelen of er nog altijd zicht bestaat op de uitzetting van eiser naar Suriname. In dat verband is van belang dat tegen eiser een terugkeerbesluit is uitgevaardigd dat uitgaat van de Surinaamse nationaliteit van eiser en dat in rechte vaststaat. De rechtbank stelt verder vast dat uit het voortgangsrapport volgt dat de Surinaamse autoriteiten eisers nationaliteit hebben bevestigd. De enkele omstandigheid dat eiser zegt hiervan niet persoonlijk in kennis te zijn gesteld, betekent in het kader van dit beroep niet dat er aanleiding is om aan eisers Surinaamse nationaliteit te twijfelen.
7. Niet is gebleken dat zicht op uitzetting naar Suriname in algemene zin ontbreekt. In het geval van eiser volgt verder uit de verslagen van de vertrekgesprekken dat eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting. Uit het voortgangsrapport kan worden afgeleid dat de Surinaamse autoriteiten het voornemen hebben om aan eiser een lp te verstrekken. Dat niet concreet is vermeld welke stappen hiervoor nog moeten worden gezet leidt niet tot de conclusie dat in het concrete geval van eiser zicht op uitzetting naar Suriname ontbreekt.
8. Verweerder heeft voldoende voortvarend gewerkt aan het vertrek van eiser. Zo blijkt uit het voortgangsrapport van contacten met de autoriteiten van Suriname op 30 januari en 5 februari 2024. In het voortgangsrapport van 14 februari 2024 is bovendien vermeld dat binnen twee weken na 5 februari 2024 overleg wordt gevoerd over de noodzakelijke aanvullende stappen voor de afgifte van het noodpaspoort. Niet is gebleken dat na 16 januari 2024 met eiser nog vertrekgesprekken zijn gevoerd, echter eiser heeft daarvoor herhaaldelijk geweigerd aan een dergelijk gesprek deel te nemen en heeft sindsdien niet te kennen gegeven dat hij hierover van gedachten is veranderd.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van 21 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20620 en uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:650.
2.Artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.Laissez-passer.