6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen slachtoffer [slachtoffer 1] en aan afpersing en diefstal van slachtoffer [slachtoffer 2] , beide in vereniging gepleegd. Al deze incidenten hebben plaatsgevonden op publieke plaatsen (zoals een winkelcentrum, een tramhalte en een vestiging van Starbucks), waardoor omstanders hiervan getuige konden worden. [slachtoffer 1] heeft hierdoor letsel aan zijn hoofd opgelopen en [slachtoffer 2] is zelfs meerdere keren door de verdachte en zijn vrienden lastiggevallen, terwijl van hem spullen werden afgepakt. Duidelijk is dat zij zich daardoor onveilig hebben gevoeld. Aannemelijk is dat dat niet alleen voor hen, maar ook voor anderen die getuige van deze feiten zijn geweest, geldt. De verdachte heeft zich bij elk incident in groepsverband intimiderend opgesteld. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. De rechtbank rekent hem dit alles zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 januari 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 17 januari 2024 van de Raad. Daaruit volgt - kort samengevat - dat de Raad het zorgelijk vindt dat de moeder geen zicht heeft op de vrienden van de verdachte en wat hij precies buiten doet en, net als de verdachte, de bestaande zorgen lijkt kleiner lijkt te maken dan ze zijn. De verdachte heeft geen zinvolle vrijetijdsbesteding, wat de kans op herhaling kan vergroten. Ook mist de verdachte sommige vaardigheden, waardoor hij gemakkelijker in probleemsituaties kan komen. De Raad vindt het belangrijk dat de verdachte hiervoor langdurig wordt behandeld bij De Waag . Daar kan dan ook aan zijn zelfredzaamheid worden gewerkt. Ook moet er zicht komen op zijn sociale contacten.
De Raad adviseert een werkstraf op te leggen, omdat dit bijdraagt aan de strafbeleving en de verdachte doet inzien dat er gevolgen verbonden zijn aan zijn gedrag. Naast deze werkstraf blijft ook de begeleiding vanuit de jeugdreclassering noodzakelijk. De Raad is hierbij van mening dat, gezien de ernst van de delicten en het feit dat de verdachte al eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, een voorwaardelijke jeugddetentie, passend is als stok achter de deur. Daarbij wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarden op te leggen het houden aan de meldplicht bij de jeugdreclassering, het hebben van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs of werk, het volgen van een behandeling van De Waag of een soortgelijke instelling en meewerken aan de inzet van een coach van Coach E25 .
De betrokken jeugdreclasseerder heeft ter zitting verklaard dat het Raadsrapport geen goed beeld geeft van de verdachte. Het gaat helemaal niet goed met hem. Hij is meerdere keren niet komen opdagen bij de coach en gaat nauwelijks naar school. De leerplichtambtenaar is inmiddels betrokken en zal een proces-verbaal opmaken. Ook is hij niet meer welkom op zijn stage, omdat hij teveel afwezig was. De behandeling bij De Waag is niet gestart, omdat de verdachte geen hulpvraag voor De Waag heeft. De verdachte wil of kan zich niet houden aan bijzondere voorwaarden zoals schoolgang, behandeling bij De Waag en meewerken aan een coach. Hij vindt dat alles goed gaat en is niet gemotiveerd voor verandering.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast naar het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank weegt in de strafmaat mee dat de verdachte bij de afpersing en de diefstal van slachtoffer [slachtoffer 2] niet de grootste agressor lijkt te zijn geweest en zijn rol beperkt was. Van de andere kant weegt de rechtbank mee dat dit niet de eerste keer was dat de verdachte zich voor de rechter moest verantwoorden. Hij is op 18 november 2022 door de kinderrechter veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf. Bij het plegen van het openlijk geweld op 11 januari 2023 liep de verdachte dus pas twee maanden in zijn proeftijd.
De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden noodzakelijk om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat de verdachte wordt behandeld en begeleid, om zo de kans op herhaling terug te dringen. Echter, de verdachte heeft zich - ondanks de inzet van de jeugdreclassering en de coach - niet goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Ter zitting is door de jeugdreclasseerder verklaard dat zij er weinig vertrouwen in heeft dat de verdachte nu wel zal meewerken aan de voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd. De rechtbank ziet de noodzaak van een behandeling bij De Waag , maar vreest tegelijkertijd dat de behandeling als deze wordt opgelegd, ook nu niet van de grond gaat komen, omdat de verdachte geen hulpvraag en motivatie voor behandeling heeft. Ook heeft de rechtbank er weinig vertrouwen in dat het de verdachte zal lukken om op eigen kracht of met ondersteuning van zijn moeder naar school te gaan en te blijven gaan. Deze twee voorwaarden zijn naar het oordeel van de rechtbank wel noodzakelijk om het herhalingsgevaar in te perken. Als de verdachte vaardigheden aanleert en naar school gaat, kan hij zich op een betere toekomst richten. De rechtbank denkt dat de ondersteuning van een coach daarbij helpend kan zij. Omdat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de voorlopige hechtenis in de JJI als onprettig heeft ervaren, ziet de rechtbank hierin nog een mogelijkheid om de verdachte ertoe te bewegen zich in te zetten voor een betere toekomst. Als de verdachte ervoor kiest zich opnieuw niet aan de voorwaarden te houden, hangt hem jeugddetentie boven het hoofd.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande aan de verdachte - conform de eis van de officier van justitie - opleggen een jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 39 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan als bijzondere voorwaarden verbinden een meldplicht bij de jeugdreclassering, zich inzetten voor het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs of werk en het meewerken aan coaching vanuit Coach E25 . Hoewel de rechtbank ook zeker meerwaarde ziet in een behandeling bij De Waag , heeft dat alleen maar zin als de verdachte de noodzaak daarvan ook inziet en gemotiveerd is om die behandeling te volgen. De verdachte vindt echter dat alles goed gaat en is niet gemotiveerd voor behandeling. De rechtbank zal die behandeling daarom niet als bijzondere voorwaarde opleggen, maar geeft de verdachte wel mee dat hij met zo’n behandeling zijn voordeel kan doen.