ECLI:NL:RBDHA:2024:2620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
09-012695-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdrechtelijke uitspraak over openlijke geweldpleging, afpersing en diefstal in vereniging met jeugddetentie als gevolg

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op [geboortedatum] te Leiden, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, afpersing in vereniging en diefstal in vereniging. De zaak werd behandeld op een besloten terechtzitting op 1 februari 2024. De officier van justitie, mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] op 11 januari 2023, afpersing van [slachtoffer 2] op 22 februari 2022 en diefstal van goederen van [slachtoffer 2] op 25 oktober 2022. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 80 dagen, waarvan 39 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de jeugdreclassering en deelname aan coaching. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet gemotiveerd was voor verandering en dat er een risico op herhaling bestond. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de noodzaak van toezicht en begeleiding benadrukte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-012695-23; 09-314883-21 / 09-203258-22 / 09-256850-21 (tul)
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] te Leiden,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van
1 februari 2024.
De officier van justitie in deze zaak is mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en de advocaat van de verdachte is mr. H.W. van Eeuwijk te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 januari 2023 te Delft openlijk, te weten, in winkelcentrum de Hoven, gelegen aan de Martinus Nijhofflaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] vast te pakken/vast te houden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] op/ tegen het hoofd te slaan/stompen en/of op/tegen het (boven)lichaam te slaan/stompen en/of tegen het been te schoppen/trappen;
2
hij op of omstreeks 22 februari 2022 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een bivakmuts en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] en/of een derde toebehoorde(n), door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen; 'geef mij jouw belly/balaclava' en/of 'geef die kankersleutels broer' en/of 'geef mij jouw sleutels anders gaan wij jou pakken en/of 'moeten wij jou een platte hand geven', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 25 oktober 2022 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, koffie en/of een muts, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
Feit 1, openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] op 11 januari 2023
De rechtbank zal voor dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezenverklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, district Westland-Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 405).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van
1 februari 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 11 januari 2023
(p. 135-137);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 januari 2023 (p. 174).
Feiten 2 en 3De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring van feit 2 en 3 redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing in vereniging op 22 februari 2022 (feit 2) en aan diefstal in vereniging op 25 oktober 2022 (feit 3).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 11 januari 2023 te Delft openlijk, te weten, in winkelcentrum de Hoven, gelegen aan de Martinus Nijhofflaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1] vast te pakken en die [slachtoffer 1] tegen het hoofd te slaan en tegen het bovenlichaam te slaan en tegen het been te trappen;
2
hij op 22 februari 2022 te Delft tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een bivakmuts en sleutels, die aan die [slachtoffer 2] toebehoorden, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen; 'geef mij jouw belly' en 'geef die kankersleutels broer' en 'geef mij jouw sleutels anders gaan wij jou pakken’ en 'moeten wij jou een platte hand geven';
3
hij op 25 oktober 2022 te Delft tezamen en in vereniging met anderen koffie en een muts die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf en maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 39 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de eis van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen slachtoffer [slachtoffer 1] en aan afpersing en diefstal van slachtoffer [slachtoffer 2] , beide in vereniging gepleegd. Al deze incidenten hebben plaatsgevonden op publieke plaatsen (zoals een winkelcentrum, een tramhalte en een vestiging van Starbucks), waardoor omstanders hiervan getuige konden worden. [slachtoffer 1] heeft hierdoor letsel aan zijn hoofd opgelopen en [slachtoffer 2] is zelfs meerdere keren door de verdachte en zijn vrienden lastiggevallen, terwijl van hem spullen werden afgepakt. Duidelijk is dat zij zich daardoor onveilig hebben gevoeld. Aannemelijk is dat dat niet alleen voor hen, maar ook voor anderen die getuige van deze feiten zijn geweest, geldt. De verdachte heeft zich bij elk incident in groepsverband intimiderend opgesteld. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. De rechtbank rekent hem dit alles zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 januari 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 17 januari 2024 van de Raad. Daaruit volgt - kort samengevat - dat de Raad het zorgelijk vindt dat de moeder geen zicht heeft op de vrienden van de verdachte en wat hij precies buiten doet en, net als de verdachte, de bestaande zorgen lijkt kleiner lijkt te maken dan ze zijn. De verdachte heeft geen zinvolle vrijetijdsbesteding, wat de kans op herhaling kan vergroten. Ook mist de verdachte sommige vaardigheden, waardoor hij gemakkelijker in probleemsituaties kan komen. De Raad vindt het belangrijk dat de verdachte hiervoor langdurig wordt behandeld bij De Waag . Daar kan dan ook aan zijn zelfredzaamheid worden gewerkt. Ook moet er zicht komen op zijn sociale contacten.
De Raad adviseert een werkstraf op te leggen, omdat dit bijdraagt aan de strafbeleving en de verdachte doet inzien dat er gevolgen verbonden zijn aan zijn gedrag. Naast deze werkstraf blijft ook de begeleiding vanuit de jeugdreclassering noodzakelijk. De Raad is hierbij van mening dat, gezien de ernst van de delicten en het feit dat de verdachte al eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, een voorwaardelijke jeugddetentie, passend is als stok achter de deur. Daarbij wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarden op te leggen het houden aan de meldplicht bij de jeugdreclassering, het hebben van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs of werk, het volgen van een behandeling van De Waag of een soortgelijke instelling en meewerken aan de inzet van een coach van Coach E25 .
De betrokken jeugdreclasseerder heeft ter zitting verklaard dat het Raadsrapport geen goed beeld geeft van de verdachte. Het gaat helemaal niet goed met hem. Hij is meerdere keren niet komen opdagen bij de coach en gaat nauwelijks naar school. De leerplichtambtenaar is inmiddels betrokken en zal een proces-verbaal opmaken. Ook is hij niet meer welkom op zijn stage, omdat hij teveel afwezig was. De behandeling bij De Waag is niet gestart, omdat de verdachte geen hulpvraag voor De Waag heeft. De verdachte wil of kan zich niet houden aan bijzondere voorwaarden zoals schoolgang, behandeling bij De Waag en meewerken aan een coach. Hij vindt dat alles goed gaat en is niet gemotiveerd voor verandering.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast naar het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank weegt in de strafmaat mee dat de verdachte bij de afpersing en de diefstal van slachtoffer [slachtoffer 2] niet de grootste agressor lijkt te zijn geweest en zijn rol beperkt was. Van de andere kant weegt de rechtbank mee dat dit niet de eerste keer was dat de verdachte zich voor de rechter moest verantwoorden. Hij is op 18 november 2022 door de kinderrechter veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf. Bij het plegen van het openlijk geweld op 11 januari 2023 liep de verdachte dus pas twee maanden in zijn proeftijd.
De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden noodzakelijk om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat de verdachte wordt behandeld en begeleid, om zo de kans op herhaling terug te dringen. Echter, de verdachte heeft zich - ondanks de inzet van de jeugdreclassering en de coach - niet goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Ter zitting is door de jeugdreclasseerder verklaard dat zij er weinig vertrouwen in heeft dat de verdachte nu wel zal meewerken aan de voorwaarden zoals door de Raad geadviseerd. De rechtbank ziet de noodzaak van een behandeling bij De Waag , maar vreest tegelijkertijd dat de behandeling als deze wordt opgelegd, ook nu niet van de grond gaat komen, omdat de verdachte geen hulpvraag en motivatie voor behandeling heeft. Ook heeft de rechtbank er weinig vertrouwen in dat het de verdachte zal lukken om op eigen kracht of met ondersteuning van zijn moeder naar school te gaan en te blijven gaan. Deze twee voorwaarden zijn naar het oordeel van de rechtbank wel noodzakelijk om het herhalingsgevaar in te perken. Als de verdachte vaardigheden aanleert en naar school gaat, kan hij zich op een betere toekomst richten. De rechtbank denkt dat de ondersteuning van een coach daarbij helpend kan zij. Omdat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de voorlopige hechtenis in de JJI als onprettig heeft ervaren, ziet de rechtbank hierin nog een mogelijkheid om de verdachte ertoe te bewegen zich in te zetten voor een betere toekomst. Als de verdachte ervoor kiest zich opnieuw niet aan de voorwaarden te houden, hangt hem jeugddetentie boven het hoofd.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande aan de verdachte - conform de eis van de officier van justitie - opleggen een jeugddetentie voor de duur van 80 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 39 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan als bijzondere voorwaarden verbinden een meldplicht bij de jeugdreclassering, zich inzetten voor het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van onderwijs of werk en het meewerken aan coaching vanuit Coach E25 . Hoewel de rechtbank ook zeker meerwaarde ziet in een behandeling bij De Waag , heeft dat alleen maar zin als de verdachte de noodzaak daarvan ook inziet en gemotiveerd is om die behandeling te volgen. De verdachte vindt echter dat alles goed gaat en is niet gemotiveerd voor behandeling. De rechtbank zal die behandeling daarom niet als bijzondere voorwaarde opleggen, maar geeft de verdachte wel mee dat hij met zo’n behandeling zijn voordeel kan doen.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

7.1
De vorderingen van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummers 09-256850-21 , 09-314883-21 en 09-203258-22 door de kinderrechter van de rechtbank Den Haag op respectievelijk
20 december 2021, 23 februari 2022 en 18 november 2022 voorwaardelijk opgelegde werkstraffen ten uitvoer worden gelegd wegens het niet naleven van de algemene voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte met betrekking tot de vorderingen tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank constateert dat ten aanzien van de bij parketnummers 09-256850-21 en 09-314883-21 voorwaardelijk opgelegde werkstraffen de tenuitvoerlegging al is gelast bij uitspraak van de kinderrechter van 18 november 2022. De rechtbank zal de vorderingen in deze parketnummers daarom afwijzen.
Bij parketnummer 09-203258-22 heeft de kinderrechter op 18 november 2022 een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren opgelegd. De rechtbank constateert dat het onder 1 bewezen verklaarde feit in de proeftijd van deze voorwaardelijke straf is gepleegd.
De rechtbank zal deze vordering van de officier van justitie toewijzen, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich in de proeftijd, namelijk op 11 januari 2023, weer heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf en maatregel
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
80 (TACHTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
39 (NEGENENDERTIG) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij de jeugdreclassering op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2
.gedurende de proeftijd meewerkt aan de coaching vanuit Coach E25 of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
3. gedurende de proeftijd meewerkt aan het vinden en behouden van een zinvolle, structurele en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding;
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdreclassering en Jeugdbescherming, een
gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de
naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
de vorderingen tenuitvoerlegging
wijst de vorderingen tenuitvoerlegging van 2 januari 2024 in parketnummers 09-256850-21 en 09-314883-21 af;
gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van
40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van
18 november 2022 in de zaak met parketnummer 09-203258-22 ;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Peters, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.E. Schotte, kinderrechter,
en mr. B. Sahebali, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 februari 2024.