ECLI:NL:RBDHA:2024:262
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een mvv in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 21 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen heeft beslist, en dat deze termijn met drie maanden is verlengd. Eiseres heeft de staatssecretaris op 3 juli 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, maar de staatssecretaris heeft niet tijdig een besluit genomen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat de staatssecretaris een termijn van twee weken moet krijgen om alsnog een besluit te nemen, maar in dit geval is er reden om een langere termijn op te leggen vanwege de bijzondere omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris verbeurde bestuurlijke dwangsommen heeft opgelopen, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 100 per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 en de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet-tijdig nemen van een besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres.