ECLI:NL:RBDHA:2024:261
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus-Visschers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 27 maart 2023 afgewezen, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 7 juli 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 30 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor uitstel van vertrek in stand blijft. Eiser heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, omdat hij niet is gehoord tijdens de bezwaarfase. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris in dit geval terecht heeft afgezien van het horen van eiser, aangezien deze niet heeft gereageerd op de mogelijkheid om aanvullende informatie te verstrekken over de toegankelijkheid van medische zorg in zijn land van herkomst, Georgië.
Eiser heeft verder betoogd dat hij geen adequate medische behandeling kan krijgen in Georgië, maar de rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de noodzakelijke behandeling feitelijk niet toegankelijk is. De rechtbank oordeelt dat eiser hierin niet is geslaagd, aangezien uit het advies van het Bureau Medische Advisering blijkt dat behandeling beschikbaar is in Tbilisi. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij niet kan afreizen naar de plaatsen waar behandeling beschikbaar is, en zijn financiële situatie is niet voldoende onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.