ECLI:NL:RBDHA:2024:261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.22165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus-Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 27 maart 2023 afgewezen, en deze afwijzing is in het bestreden besluit van 7 juli 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 30 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor uitstel van vertrek in stand blijft. Eiser heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, omdat hij niet is gehoord tijdens de bezwaarfase. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris in dit geval terecht heeft afgezien van het horen van eiser, aangezien deze niet heeft gereageerd op de mogelijkheid om aanvullende informatie te verstrekken over de toegankelijkheid van medische zorg in zijn land van herkomst, Georgië.

Eiser heeft verder betoogd dat hij geen adequate medische behandeling kan krijgen in Georgië, maar de rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de noodzakelijke behandeling feitelijk niet toegankelijk is. De rechtbank oordeelt dat eiser hierin niet is geslaagd, aangezien uit het advies van het Bureau Medische Advisering blijkt dat behandeling beschikbaar is in Tbilisi. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat hij niet kan afreizen naar de plaatsen waar behandeling beschikbaar is, en zijn financiële situatie is niet voldoende onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22165

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. C.S. Treziak).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 27 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 juli 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak AWB 23/3430, op 30 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het besluit om hem geen uitstel van vertrek te verlenen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank verder uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de staatssecretaris afzien van horen in bezwaar?
5. Eiser betoogt dat de hoorplicht is geschonden. Hij is namelijk niet gehoord tijdens de bezwaarfase terwijl hier wel aanleiding voor was. Eiser heeft namelijk gewezen op zijn herkomstregio, de situatie waar hij en zijn familie in verkeren en zijn medische klachten. Daarnaast is het voorzienbaar dat er een medische noodsituatie ontstaat als medische behandeling uitblijft.
5.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in haar uitspraak van 6 juli 2022 [1] het toetsingskader van de hoorplicht in vreemdelingenzaken uiteengezet. Kort samengevat volgt uit deze uitspraak dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris een vreemdeling hoort in bezwaar. Van deze hoorplicht kan worden afgezien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Uit vaste jurisprudentie volgt dat hiervan sprake is als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. [2] Hiervan kan volgens de werkinstructie 2019/16, onder andere en voor zover hier van belang, sprake zijn als de vreemdeling in de bezwaarschriftprocedure van de staatssecretaris de gelegenheid heeft gekregen om zijn stelling schriftelijk nader te onderbouwen en blijkt dat de vreemdeling niet alle aangekondigde stukken heeft overlegd, dat er anderszins nog stukken ontbreken, dat er sprake is van tegenstrijdigheden in het dossier en dat zaken nog onduidelijk zijn. Uit de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 blijkt echter dat in zo’n geval niet zomaar van een hoorzitting in bezwaar kan worden afgezien. Als vuistregel geldt hierbij dat naarmate een vreemdeling meer inspanningen heeft verricht om de benodigde informatie te verkrijgen en daarover met de staatssecretaris heeft gecommuniceerd, het meer in de rede ligt om hem uit te nodigen voor een hoorzitting.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kon de staatssecretaris er in dit geval van afzien om eiser te horen. Hierbij is van belang dat de staatssecretaris eiser op 9 februari 2023, naar aanleiding van het medisch advies van het Bureau Medische Advisering van 6 februari 2023 (hierna: het BMA-advies), een brief heeft gestuurd waarin hij eiser de mogelijkheid heeft geboden om aannemelijk te maken waarom medische zorg voor hem in Georgië, zijn land van herkomst, feitelijk niet toegankelijk is. Eiser is daarbij geïnformeerd over de informatie die hij daarvoor kan aanleveren. Eiser heeft hierop niet gereageerd. De staatssecretaris heeft daar in het bestreden besluit op gewezen. Ook in bezwaar heeft eiser de genoemde informatie niet aangeleverd. Hij heeft ook niet aangegeven dat hij de informatie later of helemaal niet kon aanleveren, en ook geen andere informatie aangeleverd om aannemelijk te maken waarom medische zorg voor hem feitelijk niet toegankelijk is. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medisch noodzakelijke zorg voor eiser in Georgië feitelijk toegankelijk?
6. Eiser betoogt dat niet vaststaat dat hij adequate medische behandeling kan krijgen in Georgië. Eiser is namelijk afkomstig uit het grensgebied met Zuid-Ossetië, Pca. De situatie daar is onstabiel en de grens fluctueert. De familie van eiser daar moet daarom vaak tijdelijk een andere woonplek vinden, om vervolgens weer terug te keren. Voor eiser is het onmogelijk om telkens naar een andere plek te moeten verplaatsen, hij dient vanwege zijn medische toestand namelijk te beschikken over een stabiele woon- en leefomgeving met voldoende medicatie. Ter onderbouwing van deze situatie heeft eiser een nieuwsartikel van 21 december 2021 [3] overgelegd. Daarnaast betoogt eiser dat niet voor al zijn klachten de benodigde behandeling beschikbaar is. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een brief aan zijn echtgenote van het Ministerie van de uit de Bezette Gebieden Intern Ontheemde Personen, Arbeid, Volksgezondheid en Sociale Zaken van Georgië van 27 maart 2023 (hierna: de brief van het ministerie) overgelegd. Uit deze brief blijkt, aldus eiser, dat niet voor alle klachten adequate behandeling beschikbaar is en ook dat niet duidelijk is hoe eventuele medicatie door privéklinieken in Tbilisi verstrekt zou kunnen worden en bekostigd zou kunnen worden. Eiser voert ook aan dat als medicatie al beschikbaar zou zijn, het alleen te verkrijgen is op recept van een psychiater. Dat blijkt uit het BMA-advies. Eiser en zijn familie zijn onvoldoende draagkrachtig om de medicatie te bekostigen.
6.1.
Uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 wordt onder andere verleend wanneer het uitblijven van de medische behandeling leidt tot een medische noodsituatie en er geen behandeling beschikbaar is in het land van herkomst of dat deze behandeling aantoonbaar niet toegankelijk is. [4] De staatssecretaris dient vast te stellen of de noodzakelijke behandeling beschikbaar is. Hiervoor vraagt de staatssecretaris een advies van het BMA op. Het is vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat de benodigde behandeling feitelijk niet voor hem toegankelijk is.
6.2.
Uit het BMA-advies blijkt dat eiser medische klachten heeft waarvoor hij wordt behandeld en dat bij uitblijven van de behandeling een medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht. Uit het BMA-advies blijkt verder dat behandeling beschikbaar is in Georgië, namelijk in Tbilisi.
6.3.
De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat de medische zorg in Georgië voor hem feitelijk niet toegankelijk is, omdat uit het BMA-advies blijkt dat de behandeling beschikbaar is. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft namelijk geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet kan afreizen naar de genoemde plaatsen waar voor hem behandeling beschikbaar is. De staatssecretaris heeft zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat uit de brief van het ministerie weliswaar blijkt dat behandeling voor een aantal klachten wel gedekt wordt door de overheid en dat de klachten die niet gedekt worden, niet aan eiser gelinkt kunnen worden aan eiser. Eiser heeft, anders gezegd, onvoldoende onderbouwd dat de niet-gedekte klachten die in de brief worden genoemd ook de klachten zijn die in het BMA-advies staan beschreven. De staatssecretaris stelt verder terecht dat uit de brief weliswaar blijkt dat een medicijn dat eiser volgens het BMA-advies nodig heeft niet wordt gebruikt in psychiatrische instellingen, maar dat hieruit niet blijkt dat het medicijn niet beschikbaar is in Georgië. In de brief van het ministerie staat namelijk uitsluitend:
“Wat betreft [naam medicijn], dit middel wordt voor de behandelingen in de psychiatrische instellingen niet gebruikt.”
Uit het BMA-advies blijkt dat het medicijn in Georgië beschikbaar is. Eiser heeft geen inzicht gegeven in de daadwerkelijke kosten van de behandeling en zijn financiële situatie. Het betoog van eiser dat hij geen middelen heeft en zijn financiële situatie daarom niet kan onderbouwen, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft ook de kosten voor de behandeling niet nader onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep van eiser is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1918, rechtsoverweging 4.
3.“Rusland verlegt stukje bij beetje grens met Georgië: ‘Mensen gaan slapen in ene land en worden wakker in andere”, www.vrt.be.
4.Dit staat in A3/7 van de Vreemdelingencirculaire 2000.