ECLI:NL:RBDHA:2024:258
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een mvv in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser op 24 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had zijn aanvraag op 7 september 2022 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn was met drie maanden verlengd, maar verstreek zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft verweerder op 15 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en meer dan twee weken later beroep ingesteld.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat verweerder een termijn van twee weken moet krijgen om alsnog een besluit te nemen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor de rechtbank een langere termijn dan twee weken kan opleggen. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij voornemens is om eiser herstelverzuim te bieden en heeft verzocht om een beslistermijn van acht weken. De rechtbank acht deze termijn redelijk en bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet-tijdig nemen van een besluit, en veroordeelt verweerder tot betaling van de verbeurde dwangsommen en de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. Eiser wordt vrijgesteld van griffierecht.