ECLI:NL:RBDHA:2024:258

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.15380
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een mvv in het kader van nareis

In deze zaak heeft eiser op 24 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had zijn aanvraag op 7 september 2022 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Deze termijn was met drie maanden verlengd, maar verstreek zonder dat er een besluit was genomen. Eiser heeft verweerder op 15 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en meer dan twee weken later beroep ingesteld.

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat verweerder een termijn van twee weken moet krijgen om alsnog een besluit te nemen. In dit geval is er sprake van een bijzonder geval, waardoor de rechtbank een langere termijn dan twee weken kan opleggen. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij voornemens is om eiser herstelverzuim te bieden en heeft verzocht om een beslistermijn van acht weken. De rechtbank acht deze termijn redelijk en bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet-tijdig nemen van een besluit, en veroordeelt verweerder tot betaling van de verbeurde dwangsommen en de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. Eiser wordt vrijgesteld van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: V. de Graaf).

Procesverloop

Eiser heeft op 24 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag
tot verlening van een mvv [1] in het kader van nareis.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser heeft het verzoek gedaan om van betaling van het griffierecht te worden
vrijgesteld. Eerder heeft de rechtbank dit verzoek voorlopig toegewezen. Gelet op het door
eiser ondertekende formulier ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek definitief toe te
wijzen. Van eiser zal dan ook geen griffierecht worden geheven.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 7 september 2022. Verweerder had op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vw [3] uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is verstreken zonder dat een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder op 15 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
5. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [4] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen. De rechtbank hanteert daarbij de uitgangspunten zoals geformuleerd in de eerder genoemde uitspraak van zittingsplaats Arnhem.
6. In dit geval heeft verweerder in het verweerschrift aangegeven dat hij voornemens is
om aan eiser herstel verzuim te bieden om de aanvraag compleet te maken. Verweerder heeft daarom in zijn verweerschrift van 9 juni 2023 verzocht om een beslistermijn van acht weken om een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank acht deze termijn redelijk en zal daarom bepalen dat verweerder thans binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
7. Eiser verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
8. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiser verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden met een maximum van € 7.500.
9. Het beroep is kennelijk gegrond. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de
rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak
alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag ten behoeve van eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen
voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum
van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eiser van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen
ter hoogte van € 1.442 (veertienhonderdtweeënveertig euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50
(vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Vreemdelingenwet 2000.