ECLI:NL:RBDHA:2024:2560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/09/657760 / JE RK 23-2358 & C/09/657733 / JE RK 23-2555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor meerdere minderjarigen

Op 14 februari 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling voor zes minderjarigen, aangevraagd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De kinderrechter had eerder op 24 januari 2024 de ondertoezichtstelling tijdelijk verlengd, maar na een mondelinge behandeling op 14 februari 2024 werd het verzoek tot verdere verlenging afgewezen. De gecertificeerde instelling had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, omdat er zorgen waren over de veiligheid van de kinderen en de mogelijkheid van huiselijk geweld. De ouders hadden echter positieve stappen gezet in hun samenwerking met de hulpverlening en er waren geen nieuwe meldingen van Veilig Thuis sinds november 2023. De kinderrechter concludeerde dat er geen actuele onveiligheid was en dat de ouders in staat waren om de benodigde hulp te accepteren. Daarom werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de opmerking dat de hulpverlening ook in een vrijwillig kader kon worden voortgezet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/657760 / JE RK 23-2358 & C/09/657733 / JE RK 23-2555
Datum uitspraak: 14 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter tot afwijzing verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling
over:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2014 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2019 te [geboorteplaats 1]
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
[minderjarige 5], geboren op [geboortedag 5] 2020 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 5] ,
[minderjarige 6], geboren op [geboortedag 6] 2021 te [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen: [minderjarige 6] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. B.S. van Haeften te Den Haag,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 24 januari 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling verlengd van 27 januari 2024 tot 27 februari 2024 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van 24 januari 2024;
- de brief van Ambulante Jeugdhulp met bijlagen van 10 januari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 18 januari 2024;
- de pleitaantekeningen die de advocaat van de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd.
1.3.
Op 14 februari 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam 1] + [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hier niet op gereageerd.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar de beschikking van 24 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Van dit verzoek resteert thans nog elf maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De inzet van het gedwongen kader blijft noodzakelijk om de opvoedondersteuning voort te zetten en toezicht te kunnen houden op het naleven van de veiligheidsafspraken. De ouders hebben positieve stappen gezet, maar de gecertificeerde instelling blijft een risico zien op mogelijk huiselijk geweld of incidenten in de toekomst. Op 17 november 2023 is er opnieuw een Veilig Thuis-melding gedaan. Deze melding schetst een zorgelijk beeld, waarbij er nog steeds sprake is van onveiligheid en huiselijk geweld. De ouders betwisten deze melding, maar de gecertificeerde instelling neemt deze melding wel serieus. Dit wordt onder meer versterkt doordat de gecertificeerde instelling een beperkt zicht heeft op wat de ouders doen en vanuit het verleden een patroon bestaat waarin de ouders veiligheidsafspraken niet hebben nageleefd en daarover niet eerlijk zijn geweest richting de gecertificeerde instelling. Daarnaast bestaan er zorgen of de oudste drie kinderen voldoende de kans hebben gehad om de meegemaakte nare gebeurtenissen te verwerken en laten zij nog signalen zien van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Eveneens bestaan er zorgen over de belastbaarheid en draagkracht van de moeder. Gezien de schade die de kinderen hebben opgelopen is het van groot belang dat de moeder kan aansluiten bij hun ontwikkelingsbehoeften. Om aan te kunnen sluiten bij de kinderen heeft de moeder toezicht en hulpverlening nodig. Gevreesd wordt dat de ouders even zullen meewerken aan de hulpverlening, maar vervolgens de deur zullen dichthouden als de hulpverlening kritisch wordt. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat uit de rectificatiebrief van de Ambulante Jeugdhulp blijkt dat ouders goed samenwerken met de huidige hulpverlening en dat zij aan de ouders opbouwende feedback kunnen geven. De zorgen van de gecertificeerde instelling betreffen dan ook niet langer zo zeer de vraag of de ouders voldoende open staan voor de hulp, maar zijn met name gericht op het veiligheidsrisico. Het blijft voor de gecertificeerde instelling nog onduidelijk of er voldoende zicht is op de veiligheid. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling te kennen gegeven dat er sinds 17 november 2023 geen nieuwe meldingen zijn binnengekomen bij Veilig Thuis.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Er wordt niet meer voldaan aan de strenge eisen van de wet voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. Bij de vorige zitting is al aangegeven dat toegewerkt zal worden naar het vrijwillig kader en kort voor het eindigen van deze ondertoezichtstelling is aan ouders te kennen gegeven dat geen verlengingsverzoek zou worden ingediend. Slechts omdat er één anonieme melding is gedaan bij Veilig Thuis is er alsnog een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingediend. De moeder herkent zich niet in de zorgen over de belastbaarheid en draagkracht van de moeder. De gecertificeerde instelling lijkt constant naar het verleden te kijken. De moeder ontvangt opvoedondersteuning en uit de rapportages blijkt dat de moeder beter kan aansluiten bij de kinderen en de adviezen en tips aanneemt. De samenwerkingsrelatie met de opvoedondersteuning is goed en de moeder ervaart deze hulp ook als prettig. Zij wil ook graag deze hulp voortzetten en blijven ontvangen in het vrijwillig kader. Ten aanzien van de zorgen over het huiselijk geweld wordt opgemerkt dat de ouders niet langer bij elkaar zijn en een intensief traject bij ouderschapsbemiddeling hebben gevolgd om aan de ouderrelatie te werken. Al lange tijd is er geen incident geweest tussen de ouders en sinds de laatste verlenging is slechts één anonieme melding gedaan bij Veilig Thuis. Deze melding is ook niet verder onderzocht. Wel is de wijkagent twee keer langs geweest en deze heeft de melding ontkracht. Daarnaast krijgen de kinderen wel degelijk een kans - door de therapieën die zij volgen - om het verleden een plekje te geven. De moeder en de kinderen werken hier ook vrijwillig aan mee en willen deze hulp ook blijven ontvangen, maar hiervoor is geen ondertoezichtstelling noodzakelijk. Dit kan ook via de WMO verlopen. Bij het afsluiten van de ondertoezichtstelling blijft er door onder meer school, de wijkagent en de opvoedondersteuning zicht op de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen en de moeder. Gezien het feit dat de moeder de hulpverlening volledig accepteert, dit wil blijven voortzetten en het al voor lange tijd goed gaat is er geen reden meer tot het verlengen van de ondertoezichtstelling. Anders dan de jeugdbescherming stelt, is er niet langer sprake van een situatie waarin de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De moeder verzoekt daarom de ondertoezichtstelling in zijn geheel af te wijzen, dan wel toe te wijzen voor een maximale duur van drie maanden, waarbij er toegewerkt wordt naar de beëindiging van de ondertoezichtstelling.
4.2.
Door de vader is verweer gevoerd tegen het verzochte. Hij ziet geen meerwaarde meer in het verlengen van de ondertoezichtstelling. De vader werkt hard aan zichzelf en de hulpverlening die hij ontvangt vanuit Fivoor zal opnieuw verlengd worden met een jaar. Daarnaast werkt de vader fulltime. Het is daarom niet mogelijk, zoals in de Veilig Thuis melding wordt benoemd, dat hij constant bij de moeder thuis is. Als de vader bij de moeder is voor het contact met zijn kinderen ziet hij ook geen onveilige situatie of problematiek.

5.De beoordeling

5.1.
Bij beschikking van 6 juli 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank overwogen dat de komende periode moet worden gebruikt om toe te werken naar een afronding van de ondertoezichtstelling en het gezin op het spoor van het vrijwillig kader te zetten. Uit het dossier en het besprokene ter zitting blijkt dat door de gecertificeerde instelling na deze beschikking inderdaad toegewerkt is naar een afronding van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft echter alsnog besloten om een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in te dienen, omdat zij – vooral gebaseerd op de nieuwe Veilig Thuis-melding van 17 november 2023 - nog steeds zorgen heeft over de veiligheid van de kinderen. De kinderrechter stelt vast dat er sinds 17 november 2023 geen nieuwe Veilig Thuis-meldingen zijn geweest, nog daargelaten dat het niet duidelijk is geworden dat er daadwerkelijk sprake was van een situatie zoals omschreven in de melding. Uit de onverwachte huisbezoeken van de wijkagent, de Ambulante Jeugdhulp en de gecertificeerde instelling zijn geen verontrustende signalen gekomen en met die bezoeken zijn de zorgen uit de melding niet bevestigd. Naar het oordeel van de kinderrechter kan dan ook niet worden vastgesteld dat er momenteel sprake is van onveiligheid voor de kinderen in de thuissituatie. Uit de stukken blijkt juist dat de ouders de afgelopen periode grote stappen hebben gezet en een positieve groei hebben doorgemaakt. Uit de rectificatiebrief van de Ambulante Jeugdhulp blijkt dat de samenwerking met de ouders goed verloopt en de ouders ook in staat zijn om opbouwende feedback te ontvangen. Daarnaast hebben de ouders ter zitting nogmaals uitdrukkelijk toegezegd deze hulpverlening in het vrijwillig kader voor henzelf en de kinderen te zullen voortzetten. De kinderrechter benadrukt dat de kinderen veel hebben meegemaakt, waardoor het van groot belang is dat zij de hulp blijven ontvangen die zij nodig hebben. Voor zover er nog wel sprake is van een bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen, zijn de ouders naar het oordeel van de kinderrechter voldoende bereid en in staat om de hulpverlening te accepteren die nodig is om deze ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Uit het besprokene ter zitting blijkt voorts dat de hulpverlening zonder belemmeringen in het vrijwillig kader kan worden voortgezet.
Naar het oordeel van de kinderrechter is dan ook niet langer voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 1:255, eerste lid, Burgerlijk Wetboek en zij zal daarom het verzoek afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 26 februari 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.