ECLI:NL:RBDHA:2024:2541
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een dienstongeval tijdens militaire oefening onder oorlognabootsende omstandigheden
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een sergeant bij de landmacht, tegen het besluit van de staatssecretaris van Defensie waarin een ongeval dat eiser is overkomen als een bedrijfsongeval is aangemerkt. Het ongeval vond plaats op [datum] [jaartal] tijdens een militaire oefening in Oostenrijk, waarbij eiser van een vlot viel en een knieschijf brak. Eiser stelt dat het ongeval moet worden gekwalificeerd als een dienstongeval, wat zou leiden tot een hogere schadevergoeding. De rechtbank heeft op 16 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de oefening plaatsvond onder oorlognabootsende omstandigheden, wat een verhoogd risico met zich meebracht. Eiser had vooraf instructies gekregen, maar de rechtbank concludeert dat de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen niet zijn nageleefd. De rechtbank stelt vast dat het ongeval moet worden gekwalificeerd als een dienstongeval, omdat de omstandigheden van de oefening en de wijze waarop eiser te water raakte, een verhoogd risico op letsel met zich meebrachten. De rechtbank vernietigt het eerdere besluit van de staatssecretaris en herroept het besluit van 2 december 2021, waarbij het ongeval nu als dienstongeval wordt aangemerkt.
De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden en dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die in totaal € 2.374,- bedragen. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.