ECLI:NL:RBDHA:2024:2541

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
23/4513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een dienstongeval tijdens militaire oefening onder oorlognabootsende omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een sergeant bij de landmacht, tegen het besluit van de staatssecretaris van Defensie waarin een ongeval dat eiser is overkomen als een bedrijfsongeval is aangemerkt. Het ongeval vond plaats op [datum] [jaartal] tijdens een militaire oefening in Oostenrijk, waarbij eiser van een vlot viel en een knieschijf brak. Eiser stelt dat het ongeval moet worden gekwalificeerd als een dienstongeval, wat zou leiden tot een hogere schadevergoeding. De rechtbank heeft op 16 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de oefening plaatsvond onder oorlognabootsende omstandigheden, wat een verhoogd risico met zich meebracht. Eiser had vooraf instructies gekregen, maar de rechtbank concludeert dat de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen niet zijn nageleefd. De rechtbank stelt vast dat het ongeval moet worden gekwalificeerd als een dienstongeval, omdat de omstandigheden van de oefening en de wijze waarop eiser te water raakte, een verhoogd risico op letsel met zich meebrachten. De rechtbank vernietigt het eerdere besluit van de staatssecretaris en herroept het besluit van 2 december 2021, waarbij het ongeval nu als dienstongeval wordt aangemerkt.

De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden en dat eiser recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die in totaal € 2.374,- bedragen. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4513

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 2 december 2021 waarin verweerder een ongeval dat eiser is overkomen aanmerkt als een bedrijfsongeval.
1.1.
Met het bestreden besluit van 23 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij zijn eerdere besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is als sergeant werkzaam bij de landmacht. Op [datum] [jaartal] is hij tijdens een oefening van het vlot afgevallen dat dreef in een stromende rivier in Oostenrijk. Daarbij is eiser met een knie terecht gekomen op de rivierbedding van stenen en heeft hij een knieschijf gebroken. Verweerder merkt dit ongeval aan als een bedrijfsongeval. De kwalificatie van het ongeluk is van belang voor de schadevergoeding die eiser kan krijgen. Eiser kan meer van zijn schade vergoed krijgen als het ongeluk als dienstongeval gekwalificeerd wordt.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Volgens eiser zou het ongeval een dienstongeval of subsidiair een beroepsincident zijn. Een militaire oefening valt volgens eiser altijd onder buitengewone of daarmee vergelijkbare omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 2, zesde lid, van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen (hierna: het Besluit). Dat volgt uit artikel 4, onder a, van de Regeling proces-verbaal van ongeval en rapportage medische aangelegenheden en de bijbehorende artikelsgewijze toelichting.
Los hiervan voldoet eisers ongeval aan het vereiste van oorlogsnabootsende omstandigheden van artikel 2, zesde lid, aanhef en onder a, van de Regeling. Er is simpelweg sprake van een militaire oefening en was er sprake van een verhoogd risico (de rivier lag vol met stenen, een zelfgebouwd vlot is geen veilig vaartuig, de instructrice duwde eiser met een peddel van het vlot af en de rivier was op dat punt gevaarlijk ondiep). Verder is ook voldaan aan het vereiste dat de veiligheidsmaatregelen buiten werking gesteld zijn aangezien eiser op een zeer gevaarlijk punt van het vlot geduwd is met een knieschijfbreuk tot gevolg.
Subsidiair is volgens eiser sprake van een beroepsincident. Eiser heeft gelet op het takenpakket van een militair als taak zijn algemene vaardigheden op peil te houden. Daaraan kleven gevaren waaraan eiser zich niet kan onttrekken en dat heeft geleid tot een ongeval.
Het verschil tussen de kwalificatie dienstongeval en bedrijfsongeval betreft een enorm bedrag aan schade dat eiser sowieso lijdt. De wetgever heeft een dekkend palet aan voorzieningen willen bieden maar verweerder gaat daar niet in mee.
Wat zijn de regels?
4. De regels zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Hoe oordeelt de rechtbank?
5. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter is voor het oefenen onder buitengewone of daarmee vergelijkbare omstandigheden kenmerkend dat de desbetreffende oorlogstaak wordt gedaan onder nabootsing van bijzondere omstandigheden, zoals die zich daadwerkelijk bij operationeel optreden in een oorlogssituatie kunnen voordoen en waarbij deze bijzondere omstandigheden een verhoogd risico op verwonding of letsel met zich meebrengen. In het algemeen zal dit verhoogde risico aanwezig zijn wanneer, juist om de oorlogssituatie realistisch na te bootsen, niet alle normaal gebruikelijke veiligheidsmaatregelen (kunnen) worden gehandhaafd. [1]
Niet in geschil is dat de oefening inhield dat op het vlot acht militairen zaten, dat het vlot dreef in een stromende bergrivier waarin veel stenen liggen, sommige zichtbaar, maar de meeste onder de waterspiegel. Nadat de militairen op het drijvende vlot van positie waren gewisseld, is eiser in het water gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat er bij de oefening met het vlot sprake was van het onder oorlognabootsende omstandigheden in de praktijk brengen van theoretisch onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verwerven en dat deelname van eiser aan deze oefening voor hem een verhoogd risico inhield. Hoewel eiser van te voren aanwijzingen heeft gekregen over hoe te handelen bij het te water gaan is daarmee nog niet gezegd dat daarmee de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen in acht zijn genomen. Eiser is voor hem onverwacht te water geraakt (of dit nu door een duw was of niet) en samen met de genoemde omstandigheden van laag water en veel stenen in de rivier is daardoor een verhoogd risico ontstaan op letsel bij een dergelijke val. Daarmee is sprake van een dienstongeval. Dit zou mogelijk anders zijn als eiser zelf – met toepassing van de hem onderwezen theorie – zelf had kunnen bepalen hoe hij van het vlot afsprong, bij voorbeeld om een te water geraakte collega te helpen. Het beroep slaagt.
6. De overige gronden behoeven gelet op het vorenstaande geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en herroept het besluit van 2 december 2021.
7.1.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en bepaalt dat het ongeval dat eiser op [datum] [jaartal] is overkomen aangemerkt wordt als een dienstongeval.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.374,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 mei 2023;
- herroept het besluit van 2 december 2021;
- bepaalt dat eisers ongeval aangemerkt wordt als een dienstongeval en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.374,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage
Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen
Artikel 2
1. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder arbeidsongeschiktheid met dienstverband verstaan: een arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekten of gebreken, die in overwegende mate hun oorzaak vinden in de aard van de aan de militair opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder zij moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid zijn te wijten
(…)
6 Tot de buitengewone omstandigheden in de zin van het vijfde lid worden mede gerekend:
het onder oorlogsnabootsende omstandigheden in praktijk brengen van theoretisch onderwezen bekwaamheden teneinde aldus de bedrevenheid in het uitvoeren van oorlogstaken te verwerven, op te voeren of te onderhouden, voor zover sprake is van een verhoogd risico;
afzonderlijk door Onze Minister te bepalen gevallen die bijzonder van aard zijn en waarbij een verhoogd risico aanwezig is;
een en ander voor zover de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen ter bescherming van de gezondheid geheel of gedeeltelijk buiten werking zijn gesteld.
(…)

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:534